ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1957
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Rothuizen-Van Dijk
- A. Meulenbroek
- J. Begheyn
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over executoriaal beslag en afdrachtverplichting
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft een geschil over de afdrachtverplichting van [appellant] aan [geïntimeerde] na een eerdere veroordeling door de kantonrechter te Rotterdam op 12 augustus 1998. In dat vonnis werd [appellant] veroordeeld om een bedrag van f 177.633,76 bruto aan [geïntimeerde] te betalen. [appellant] heeft een deel van dit bedrag, namelijk f 98.531,41, betaald, maar [geïntimeerde] stelt dat dit niet voldeed aan de volledige verplichting, wat leidde tot executoriaal beslag op de inkomsten van [appellant].
In het kort geding vorderde [appellant] de opheffing van dit beslag en betaling van het bedrag dat [geïntimeerde] van het ABP had ontvangen. De president van de rechtbank te Maastricht heeft de vordering van [appellant] afgewezen, wat [appellant] heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. In zijn memorie van grieven voerde [appellant] aan dat de president ten onrechte de vordering had afgewezen en dat de beslissing niet recht deed aan de tekst van het dictum van het eerdere vonnis.
Het hof overweegt dat de veroordeling van [appellant] om het bruto bedrag te betalen, niet anders kan worden gelezen dan dat hij het volledige bedrag aan [geïntimeerde] dient af te dragen, zonder aftrek van premies of belasting. Het hof concludeert dat de president in zijn beslissing correct heeft geoordeeld en dat de grieven van [appellant] niet kunnen slagen. Het hof bekrachtigt daarom het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.