ECLI:NL:GHSHE:2001:AD5139
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J. Jurgens
- A. Quaadvliet
- M. van der Eerden
- Rechtspraak.nl
Bewilliging in kennisgeving niet verdere vervolging in zaak dood door schuld
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2001 uitspraak gedaan in een verzoek van de officier van justitie om te bewilligen in het doen van een kennisgeving van niet verdere vervolging tegen de verdachten in een zaak van dood door schuld. De zaak is ontstaan na een aangifte van [klager] op 8 november 1998, waarin hij beweerde dat de verdachten verantwoordelijk waren voor de dood van zijn moeder. De officier van justitie heeft op 1 maart 2000 aan [klager] medegedeeld dat de verdachten onterecht als verdachte waren aangemerkt, wat leidde tot een klaagschrift van [klager] op 12 mei 2000. Het hof heeft op 15 januari 2001 het beklag gegrond verklaard en de vervolging bevolen, maar de vervolging bleek later niet haalbaar. De hoofdofficier van justitie verzocht op 27 juni 2001 om een kennisgeving van niet verdere vervolging. Het hof overwoog dat de kans op een succesvolle vervolging gering was, gezien de conclusies van dr. R. Visser, die aangaf dat het tijdstip van overlijden van de moeder van [klager] niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Het hof concludeerde dat de gevraagde bewilliging moest worden verleend, omdat er onvoldoende bewijs was voor een succesvolle vervolging. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal zijn standpunt herhaalde. De uitspraak werd gedaan door mr. Jurgens als voorzitter, mrs. Quaadvliet en Van der Eerden als raadsheren, in aanwezigheid van dhr. de Jonge als griffier.