parketnummer : 20.001225.01
uitspraakdatum : 27 november 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 mei 2001 in de strafzaak onder parketnummer 01/045026-01 en 01/045001-99 (TUL) tegen:
[naam verdachte],
[geboortedatum en plaats]
[adres en woonplaats]
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over, met dien verstande dat het hof de feiten in de volgorde waarin zij zijn tenlastegelegd nummert als 1, 2, 3 en 4.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
op [datum] te [plaatsnaam] opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in perceel [naam perceel] gordijnen in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in dat pand aanwezige inboedel en dat pand te duchten was;
2.
op [datum] te [plaatsnaam] met een ander of anderen, op de openbare weg, de Markt en de Graafseweg en de kruising Graafseweg/Hinthamerbolwerk/Muntelbolwerk en andere wegen in de directe omgeving van de Graafsewijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord en/of leden van de Mobiele Eenheid, en
- dienstvoertuig(en) van de Mobiele Eenheid en/of dienstvoertuigen van de regiopolitie Brabant Noord, en
- ruiten van het stadhuis van Den Bosch en etalageruiten van winkelpanden,
welk geweld bestond uit:
- het (meermalen) gooien van stenen en/of balken en/of palen naar die ambtenaren van de regiopolitie
Brabant Noord en/of leden van de Mobiele Eenheid, en
- het (meermalen) gooien van stenen en/of balken en/of palen naar dienstvoertuig(en) van de Mobiele
Eenheid en/of van de regiopolitie Brabant Noord, en
- het (meermalen) schoppen en/of slaan (met balken) tegen dienstvoertuig(en) van de Mobiele Eenheid
en/of van de regiopolitie Brabant Noord, en
- het inslaan (met balken) en/of inschoppen en/of ingooien (met stenen) van ruiten van het stadhuis en
etalageruiten van winkelpanden;
3.
op [datum] te [plaatsnaam] met anderen op de openbare weg, Graafseweg en de Langelandstraat en andere wegen in de nabijheid van de Graafseweg en in de Graafsewijk en in de directe omgeving van de "watertoren", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- leden van de Mobiele Eenheid en/of ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord, en
- voertuigen van de Mobiele Eenheid,
welk geweld bestond uit:
- het (meermalen) gooien van stenen in de richting van de leden van de Mobiele Eenheid en/of
ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord, en
- het (meermalen) gooien van stenen tegen en/of in de richting van voertuigen van de Mobiele Eenheid;
4.
op [datum] te [plaatsnaam] met anderen op of aan de openbare weg, Trompet,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- A en B en C,
ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord, en andere ambtenaren van de regiopolitie
Brabant Noord, en
- D, rechter-commissaris in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, en
- politievoertuigen en woningen,
welk geweld bestond uit:
- het gooien van stenen en/of planken en/of palen en/of balken en/of latten (met uitstekende spijkers
en/of schroeven) en/of een beeldscherm en/of een wasmolen en/of ijzeren staven en/of
een tuinhekje en/of stoelen en/of een tafeltje tegen en/of in de richting van die voornoemde personen
en/of politievoertuigen en/of woningen, en
- het slaan met planken en/of palen en/of latten en/of ijzeren staven naar en/of tegen en/of in de richting
van die voornoemde personen en/of politievoertuigen en/of woningen,
- het trappen en/of schoppen en/of slaan en/of duwen van/naar bovengenoemde personen en/of
politievoertuigen en/of woningen.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, en 4 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezenverklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen bewezen is verklaard moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Uit dit onderzoek is het volgende gebleken:
Op zaterdagochtend [datum] heeft de verdachte vernomen dat zijn vriend [naam] kort daarvoor in zijn woning aan de [adres en woonplaats] door een politiekogel dodelijk was verwond. Nadat
verdachte een snuif cocaïne had genomen is hij naar de woning van die vriend gegaan, waar hij een grote groep vrienden trof. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment 'helemaal pissed-off' was.
Op de Trompet, nabij de woning van [naam vriend], waren op dat moment onder meer de rechtercommissaris in strafzaken in het arrondissement 's-Hertogenbosch, en een aantal politie-ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord aanwezig. Deze politie-ambtenaren waren gekleed in het uniform van de surveillance-dienst. Voorts droegen zij kogelwerende vesten. Zij waren ter plaatse ingezet om de plaats van het schietincident te bewaken teneinde het gerechtelijk onderzoek naar de toedracht van het schietincident mogelijk te maken.
Op enig moment heeft de verdachte, samen met een groot aantal anderen uit de groep waarin hij zich bevond, de bij die woning aanwezige politie-ambtenaren aangevallen. Deze politie-ambtenaren, onder wie de hierna volledig te noemen benadeelde partijen [namen], werden daarbij met de dood bedreigd, geslagen en geschopt en bekogeld met stenen, houten balken en palen en huisraad. De grote kracht waarmee onder meer stenen (brokken trottoirtegels ter grootte van een vuist) in hun richting werden geworpen veroorzaakte bij de politie-ambtenaar [naam] het gevoel dat men probeerde hem en zijn collega's dood te gooien, terwijl de politie-ambtenaar [naam] het gevoel kreeg dat, als de aanvallers een van de politie-ambtenaren of andere functionarissen te pakken zouden krijgen, die persoon gelyncht zou worden. De politie-ambtenaar [naam] beschrijft de situatie ter plaatse als zeer bedreigend en het gedrag van de personen uit deze groep zodanig agressief dat hij op dat moment het idee had dat zij de confrontatie niet zonder lichamelijk letsel, of erger, zouden kunnen beëindigen.
Bij de door verdachte en zijn medestanders gegroepeerd uitgevoerde aanvallen zijn de politie-ambtenaren [namen] en de rechter-commissaris gewond geraakt.
Verdachte is vervolgens naar café "[naam café]" aan de [straatnaam en plaats] gegaan. In dat café heeft hij opnieuw een aantal vrienden en bekenden getroffen. Volgens de verdachte was iedereen daar, net als hij, 'over de zeik' en 'pissig'. In het café heeft verdachte bier gedronken. Op enig moment is in het café het idee ontstaan om een stille tocht te houden voor [naam vriend].
In de binnenstad van '[plaatsnaam] is het vervolgens tot een uitbarsting van geweld gekomen, waarbij verdachte en een groot aantal andere deelnemers aan de "stille" tocht de ruiten van het gemeentehuis en aanpalende winkelpanden hebben ingeslagen en ingegooid, onder meer met houten palen van de marktkramen. Op de terugweg naar het café op de Graafseweg hebben verdachte en enkele anderen vervolgens trottoirtegels uit het voetpad gehaald en daarmee een barricade opgeworpen op de rijbaan van de Graafseweg, waarna verschillende confrontaties plaatsvonden met ambtenaren van de regiopolitie Brabant Noord en met leden van de Mobiele Eenheid (ME). Daarbij werden de politie-ambtenaren, de leden van de ME en verschillende dienstvoertuigen met allerlei zaken bekogeld. De verdachte heeft verklaard dat ook hij met stenen naar de leden van de ME heeft gegooid met de bedoeling hen te verwonden. Toen de ME zich terugtrok heeft de verdachte op de benedenverdieping van het kantoorpand aan het [straatnaam en plaats], waarvan de ruiten inmiddels allemaal waren ingegooid, gordijnen in brand gestoken. Onder meer als gevolg van deze brandstichting is een deel van dat pand uitgebrand.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het hierboven beschreven, extreem gewelddadig optreden van de verdachte, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de hiervoor onder 4 bewezenverklaarde geweldpleging was gericht tegen de op de Trompet aanwezige politie-ambtenaren en andere functionarissen, die, vrijwel onbeschermd, in het kader van de uitoefening van hun beroep of functie behulpzaam waren bij of bezig waren met het onderzoek naar de toedracht van het schietincident aldaar, waarvan het resultaat op dat moment nog niet bekend was.
Naar het oordeel van het hof mag het, gezien de numerieke overmacht van de aanvallers en de aard en de omvang van het tegen de (politie)functionarissen gerichte geweld, een wonder genoemd worden dat er onder die (politie)functionarissen niet méér gewonden of zelfs doden zijn gevallen.
Voorts zal het hof bij de strafoplegging rekening houden met het ongekend gewelddadige karakter van het hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde, de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is geweest en met de mate waarin door het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde schade teweeg is gebracht.
Tenslotte neemt het hof in aanmerking de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake geweldsdelicten en misdrijven, de openbare orde en het openbaar gezag betreffende, is veroordeeld.
Met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, dat hij in het weekend van [datum] overmand is geweest door gevoelens van verdriet en woede vanwege het overlijden van een vriend, zal het hof slechts in geringe mate rekening houden.
Verdachte heeft verklaard, dat hij naar café "[naam café]" is gegaan 'om er een kankerzooi van te gaan maken', dat hij 'de stad in wilde gaan en van alles gaan afbreken' en hij is vervolgens willens en wetens voorop gegaan in de "stille" tocht, terwijl hij, naar eigen zeggen, op voorhand wel in de gaten had dat dat fout zou gaan. Het lijkt er dan ook op dat de verdachte het overlijden van zijn vriend vooral als voorwendsel heeft aangegrepen om met het openbaar gezag op gewelddadige wijze de confrontatie aan te gaan, daarbij gesterkt door het gebruik van verdovende middelen en alcohol.
Alles afwegende acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren passend en geboden.
De verdachte heeft een aanbod gedaan tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte, voor het geval het hof voornemens zou zijn een geheel of gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Dit aanbod moet worden verworpen omdat het gewelddadig karakter van hetgeen bewezen is verklaard en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is geweest zich naar het oordeel van het hof verzetten tegen het opleggen van een taakstraf.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [naam politiefunctionarissen], allen p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde, immateriële schade hebben geleden, welke het hof naar billijkheid begroot, voor wat betreft het slachtoffer [naam] op een bedrag van fl. 1.750,-- (eenduizendzevenhonderdvijftig gulden), voor wat betreft het slachtoffer [naam] op een bedrag van fl. 2.000,-- (tweeduizend gulden) en voor wat betreft het slachtoffer [naam] op een bedrag van fl. 1.500,-- (eenduizendvijfhonderd gulden).
Verdachte en zijn mededader(s) zijn naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [namen] de verplichting opleggen aan de Staat te betalen:
- een bedrag van fl. 1.750,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam],
- een bedrag van fl. 2.000,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam], en
- een bedrag van fl. 1.500,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken, dat Politie regio Brabant Noord, p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, als gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten, schade heeft geleden tot een bedrag van fl. 6.407,31.
Verdachte en zijn mededader(s) zijn naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Politie regio Brabant Noord de verplichting opleggen aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 6.407,31 (zesduizendvierhonderdzeven gulden en eenendertig cent) ten behoeve van het slachtoffer Politie regio Brabant Noord.
Ten slotte is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken, dat de gemeente [adres en plaatsnaam], als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde, schade heeft geleden tot een bedrag van fl. 4.506,13.
Verdachte en zijn mededader(s) zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de gemeente [plaatsnaam] de verplichting opleggen aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 4.506,13 ten behoeve van het slachtoffer de gemeente [plaatsnaam].
De vorderingen van de benadeelde partijen [namen]
[namen], allen p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, hebben zich, ieder voor zich, overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en vorderingen ingediend.
De benadeelde partijen [namen] hebben zich in hoger beroep binnen de grenzen van hun eerste vorderingen opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade; de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van fl. 2.000,-- en de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van fl. 1.500,--. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep geldt ook voor wat betreft de benadeelde partij [naam] voornoemd dat hij zich in hoger beroep binnen de grenzen van zijn eerste vordering opnieuw heeft gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van fl. 1.750,--.
Deze vorderingen strekken tot vergoeding van immateriële schade.
De vorderingen zijn betwist. Zijdens de verdachte is bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen [namen] niet toegewezen behoren te worden op grond van het feit dat die benadeelde partijen zelf (mede) verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het ter zake opgemaakte proces-verbaal, dat vervolgens als bewijsmiddel voor de door hen ingediende vorderingen dient.
Het hof verwerpt dit verweer, nu de stelling van de verdediging in haar algemeenheid geen steun vindt in het recht. Voorzover de verdediging bedoeld heeft te stellen dat de verklaringen van de verbalisanten mogelijk zijn aangedikt met het oog op het eventueel later instellen van civiele vorderingen tegen de verdachte en zijn mededaders, overweegt het hof dat zulks in het geheel niet aannemelijk is geworden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [namen] door het onder 4 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen, ook al zouden ook andere daders daarbij zijn betrokken. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade, voor ieder van voornoemde benadeelde partijen afzonderlijk, worden begroot op het hierna na te vermelden, door de respectieve benadeelde partij ter zake gevorderde bedrag.
De proceskosten van de benadeelde partijen worden tot na te melden bedragen ten laste van de verdachte gebracht.
De vordering van de benadeelde partij Politie regio Brabant Noord
Politie regio Brabant Noord, p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De benadeelde partij voornoemd heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemd als rechtstreeks gevolg van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij de gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente [plaatsnaam], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij voornoemd zich binnen de grenzen van haar eerste vordering opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van fl. 4.506,13.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
Nu aan de verdachte in meer vormen de verplichting tot schadevergoeding is opgelegd, zal het hof bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van een van de vorderingen van de benadeelde partijen, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van dat slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van een van de slachtoffers daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van die benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Voorts zal het hof bepalen dat telkens indien en voorzover een mededader van verdachte aan de schadevergoedingsverplichting jegens de slachtoffers [namen] Politie regio Brabant Noord en de gemeente 's-Hertogenbosch heeft voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Het hoger beroep heeft mede betrekking op de beslissing welke de eerste rechter heeft genomen op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van de gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 juli 1999 van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch met parketnummer 01/045001/99.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. Het hof zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 14g, 24c, 27, 36f, 57, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
voor wat betreft feit 1:
"Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is."
voor wat betreft de feiten 2, 3 en 4 telkens:
"Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.";
verklaart de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van twee jaren;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht;
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van het slachtoffer [naam], p/a Vogelstraat 41 te
5212 VL 's-Hertogenbosch, aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 1.750,-- (eenduizend-zevenhonderdvijftig gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van het slachtoffer [naam], p/a Vogelstraat 41,
5212 VL 's-Hertogenbosch, aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 2.000,-- (tweeduizend gulden),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van het slachtoffer [naam], p/a Vogelstraat 41 te
5212 VL 's-Hertogenbosch, aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 1.500,-- (eenduizendvijfhonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van het slachtoffer Politie regio Brabant Noord, p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 6.407,31 (zesduizendvierhonderdenzeven gulden en eenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van het slachtoffer de gemeente
[plaatsnaam], aan de Staat te betalen een bedrag van fl. 4.506,13 (vierduizendvijfhonderdenzes gulden en dertien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam], p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan [naam] voornoemd te betalen een bedrag van
fl. 1.750,-- (eenduizendzevenhonderdvijftig gulden), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam], p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan [naam] voornoemd te betalen een bedrag van
fl. 2.000,-- (tweeduizend gulden), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam], p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan [naam] voornoemd te betalen een bedrag van fl. 1.500,-- (eenduizendvijfhonderd gulden), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij Politie regio Brabant Noord, p/a Vogelstraat 41 te 5212 VL 's-Hertogenbosch, en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan Politie regio Brabant Noord voornoemd te betalen een bedrag van fl. 6.407,31 (zesduizendvierhonderdenzeven gulden en eenendertig cent), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij de gemeente 's-Hertogenbosch, p/a Markt 1 te 5211 JV
's-Hertogenbosch, en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van fl. 4.506,13 (vierduizendvijfhonderdenzes gulden en dertien cent), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat voor wat betreft de hiervoor toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen telkens geldt dat de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de desbetreffende benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte is voldaan aan de met die veroordeling corresponderende maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, alsmede indien en voor zover de mededader(s) van de verdachte de schade van het desbetreffende slachtoffer heeft/hebben vergoed;
bepaalt dat voor wat betreft de hiervoor aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers, telkens geldt dat deze betalingsverplichting vervalt, indien en voorzover door de verdachte is voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de desbetreffende benadeelde partij, alsmede indien en voor zover de mededader(s) van de verdachte de schade van het desbetreffende slachtoffer heeft/hebben vergoed;
gelast de tenuitvoerlegging alsnog van de bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 16 juli 1999, in de zaak met parketnummer 01/045001-99 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de tijd van vijf weken.
Dit arrest is gewezen door mr. Huurman-Van Asten als voorzitter, en mrs. Bergkotte en Venhuizen als raadsheren, in tegenwoordigheid van dhr. Koningstein als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2001.