ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8480

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/02999
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en kosten van verwerving van de oude melkfabriek

Op 24 december 2001 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van belanghebbende X, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C, tegen de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 december 2001, waarbij belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993, waarbij belanghebbende bezwaar had aangetekend tegen de uitspraak van de Inspecteur. De belanghebbende had in 1990 de oude melkfabriek aangekocht in verband met de realisatie van een bestemmingsplan. De Inspecteur had de kosten die belanghebbende had gemaakt voor de verwerving van de oude melkfabriek in aanmerking genomen als kosten die bij de uitvoering van het plan zijn gemaakt. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht deze kosten had meegenomen en dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur was. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en er waren geen bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven tot vergoeding van de proceskosten door de Inspecteur. Het griffierecht voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt fl. 150,= voor zowel de belanghebbende als het bestuursorgaan. De uitspraak werd op 7 januari 2002 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/02999
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meer-voudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna, evenals haar rechtsvoorganger Z: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende zonder verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993, aan-slagnummer 1.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 10 december 2001 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer A en de heer B, beiden werkzaam ter secretarie van belanghebbende, de heer C, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van de heer mr. D, alsmede, de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 24 december 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden:
(1) Belanghebbende heeft op 21 februari 1990 de hierna als "oude melkfabriek" aan te duiden gronden met opstallen aangekocht in verband met het ter plaatse te realiseren bestemmingsplan E.
Om de toenmalige eigenaar van de oude melkfabriek tot verkoop te bewegen heeft belanghebbende in overeenstemming met een op haar verzoek uitgebracht taxatierapport onder meer de volgende bedragen aan deze betaald:
Gekapitaliseerde rentelast over de
financiering van de investering in
vervangende grond en herbouw opstallen fl. 382.400,=
bijkomende schaden i.v.m. verhuizing van
bedrijf en woning fl. 97.586,=.
(2) Zoals blijkt uit het door belanghebbende ingediende aanvraag-formulier bijzondere bijdrage ex artikel 9/11 van de Verdelingsverordening provinciaal stadsvernieuwingsfonds Provinciale Stads- en dorpsvernieuwing van de provincie Noord-Brabant achtte belanghebbende verplaatsing van het in de oude melkfabriek gedreven bedrijf voor de realisering van het bestemmingsplan E om planologische reden absoluut noodzakelijk. In haar brief aan het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 16 juni 1988 schrijft belanghebbende, voor zover te dezen van belang,:
"Een en ander betekent een in verhouding dure kostenfactor
voor zo'n kleinschalig bestemmingsplan (70 woningen) met als
uiteindelijk resultaat hoge grondprijzen voor de ongesubsi-
dieerde woningbouw.
(...)
Nadrukkelijk past hierbij de opmerking dat het niet toe-
kennen van deze bijzondere bijdrage voor ons aanleiding
zal zijn de realisering van dit plan in heroverweging te
nemen.".
Op de vorenbedoelde aanvraag is aan belanghebbende een bijdrage verleend van fl. 200.000,=.
(3) Het voorgaande brengt met zich dat de kosten van verwerving van de oude melkfabriek noodzakelijkerwijs zijn opgeroepen door de realisatie van het plan en rechtstreeks ten behoeve van de in exploitatie te brengen gronden zijn gemaakt. Naar het oordeel van het Hof geldt dit mede voor de onder (1) genoemde kosten-posten, aangezien belanghebbende zonder deze kosten te maken de oude melkfabriek niet had kunnen verwerven. Voor dit laatste doet niet ter zake of belanghebbende als overheid of als onder-nemer optrad.
(4) Op grond van hetgeen onder (3) is overwogen heeft de Inspecteur de onder (1) genoemde kosten terecht in aanmerking genomen als bij de uitvoering van het plan gemaakte kosten als bedoeld in BTW 28.
Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval is niet in geschil dat de uitspraak moet worden bevestigd.
(5) Nu het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is en bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
(6) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 24 december 2001 door M.E. van Hilten, voor-zitter, P. Fortuin en M.W.C. Feteris, en op die datum in het open-baar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 7 januari 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.