ECLI:NL:GHSHE:2001:AE5186

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95/03084
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
  • P.H.A. Calis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting over tijdvak 1985-1988

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het beroep van de heer X, wonende te Y, tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1985 tot en met 31 december 1988, waarbij een bedrag van fl. 4.523,-- is opgelegd zonder boete. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze naheffingsaanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd.

De procedure omvatte meerdere zittingen, waarbij de eerste plaatsvond op 8 oktober 1999 in Eindhoven. Tijdens deze zitting zijn zowel de belanghebbende als de Inspecteur gehoord. Er volgden nog twee mondelinge behandelingen, waarbij aanvullende stukken zijn ingediend door de belanghebbende. De laatste zitting vond plaats op 11 december 2001, waar wederom beide partijen aanwezig waren en aanvullende pleitnota's zijn overgelegd.

Het geschil draait om de vraag of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. De belanghebbende stelt dat de lange duur van de procedure in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De Inspecteur betwist dit en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Het Hof oordeelt dat, ondanks de grief van de belanghebbende, er geen redenen zijn om de naheffingsaanslag te vernietigen of te verminderen. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak is op 17 december 2001 gedaan door G.J. van Muijen, lid van de Kamer, in aanwezigheid van P.H.A. Calis, waarnemend-griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 95/03084
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden naheffingsaanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1985 t/m 31 december 1988 een naheffingsaaslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van fl. 4.523,--, zonder boete (nr. A).
Belanghebbende heeft tegen die naheffingsaanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van voormelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden.
1.3. De eerste mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 oktober 1999 te Eindhoven. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur. Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de wederpartij en aan het Hof. De inhoud van die pleitnota wordt als hier ingelast aangemerkt. Daarna heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
1.4.De tweede mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 juni 2000, gehouden te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur. Buiten bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij de tweede mondelinge behandeling drie stukken overgelegd.
1.5. Vóór de tweede mondelinge behandeling, op 5 juni 2000, is bij het Hof binnengekomen een brief d.d. 30 mei 2000 van belanghebbende, vergezeld van twee ongenummerde bijlagen alsmede van een aantal bijlagen, door belanghebbende genummerd van 1 t/m 78. Na de tweede mondelinge behandeling, op 23 augustus 2000, is bij het Hof binnengekomen een brief van belanghebbende d.d. 21 augustus 2000, vergezeld van een aantal stukken, door belanghebbende genummerd van 1 t/m 12. Van alle op 5 juni 2000 en 23 augustus 2000 ingekomen stukken heeft het Hof na voormelde tweede mondelinge behandeling kopie verstrekt aan de Inspecteur.
1.6. Daarna heeft de derde mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden ter zitting van 11 december 2001 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur. Met goedvinden van de Inspecteur merkt het Hof voormelde, op 5 juni 2000 en 23 augustus 2000 bij het Hof ingekomen stukken aan als ter zitting van 11 december 2001 te zijn overgelegd. Voor zover nodig merkt het Hof bedoelde stukken aan als pleitnota waarvan de inhoud ter zitting van 11 december 2001 is voorgedragen en waarvan de inhoud als hier ingelast wordt aangemerkt. Ter zitting van 11 december 2001 heeft belanghebbende nog een aanvullende pleitnota overgelegd. De inhoud van die pleitnota wordt aangemerkt als ter zitting te zijn voorgedragen en wordt als hier ingelast aangemerkt. Buiten bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij die (aanvullende) pleitnota een aantal bijlagen overgelegd, genummerd van 1 t/m 24.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1985 t/m 31 december 1988 een naheffingsaaslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van fl. 4.523,-- aan enkelvoudige belasting, zonder boete (nr. A). Belanghebbende heeft tegen die naheffingsaanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Belanghebbende beantwoord die vraag bevestigend. De Inspecteur beantwoordt die vraag ontkennend. Ter zitting van 11 december 2001 heeft belanghebbende verklaard dat zijn enige grief is "dat het nu allemaal veel te lang geduurd heeft en ik daarom mij beroep op artikel 47 van het handvest van de grondrechten van de Europese Unie". De berekening van de naheffingsaanslag als zodanig is niet (meer) in geschil.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, vermeld in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting zijn daargaan geen argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
Wat er zij van de grief van belanghebbende, die grief kan, mede gelet op de omstandigheid dat dat er in de naheffingsaanslag geen boete is begrepen, niet leiden tot vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslag. Nu het Hof ook anderszins niet is gebleken dat de naheffingsaanslag te hoog is, is het beroep van belanghebbende ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
Aldus vastgesteld op 17 december 2001 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 17 december 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien de belanghebbende na een mondelinge uitspraak griffierecht heeft betaald ter verkrijging van een vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit griffierecht in mindering op het door de belanghebbende voor het indienen van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.
In het beroepschrift in cassatie kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.