typ. GvH
rolnr. KG C0001076/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 7 juni 2001,
gewezen in de zaak van:
1. de vennootschap naar Noors recht STOKKE GRUPPEN A/S,
gevestigd te Skodje, Noorwegen,
2. de vennootschap naar Noors recht STOKKE FABRIKKER A/S,
gevestigd te Skodje, Noorwegen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STOKKE NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Tilburg,
4. [APPELLANT SUB 4],
wonende te [plaats], Noorwegen,
appellanten,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
de naamloze vennootschap LAURUS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van appellanten, hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen Stokke, tegen het door de president van de rechtbank te 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2000 onder nummer 53776/KG ZA 00-464 uitgesproken vonnis in kort geding tussen Stokke als eiseres en geïntimeerde, verder te noemen Laurus, als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst daarvoor naar voormeld vonnis van de president, waarvan de inhoud aan partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Stokke is bij exploot van 9 november 2000 van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen en heeft in de appeldagvaarding daartegen 5 grieven aangevoerd, en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en alsnog toewijzing van haar verminderde vordering in eerste aanleg.
2.2. Laurus heeft bij memorie van antwoord onder overlegging van producties de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.3. Daarna zijn ter zitting van het hof van 26 april 2001 pleidooien gehouden, waarbij voor Stokke het woord is gevoerd door mr. T. Cohen Jehoram en voor Laurus door mr. D.E. Stols, beiden aan de hand van overgelegde pleitnota's, waarbij van beide zijden nog nadere stukken in het geding zijn gebracht. Stokke heeft daarbij haar vordering verminderd. Ter zitting zijn de stoelen waarom het in dit geding gaat, de Tripp Trapp kinderstoel van Stokke en de door Laurus in haar Basismarkt-vestigingen verkochte kinderstoel, alsmede twee andere kinderstoelen aan het hof getoond.
2.4. Tenslotte hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
De grieven van Stokke houden in dat de president haar vorderingen ten onrechte heeft afgewezen.
4.1. Het gaat in dit kort geding, kort weergegeven, om het volgende.
4.1.1. Sinds 1972 brengt Stokke de Tripp Trapp kinderstoel op de markt, welke stoel is ontworpen door [appellant sub 4], appellant sub 4. Dit is een houten kinderstoel met een beugel, welke stoel aan tafel te schuiven is en verstelbaar is, zodat hij kan worden aangepast aan de lengte van het kind. Het ontwerp van deze stoel is met verscheidene prijzen en eervolle vermeldingen bekroond.
4.1.2. Laurus heeft in haar Basismarkt-vestigingen een partij verstelbare houten kinderstoelen verkocht.
4.1.3. Stokke stelt zich op het standpunt dat het ontwerp van de Tripp Trapp stoel een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van art. 10 lid 1 onder 11 Auteurswet. De auteursrechten berusten bij [appellant sub 4] en de exclusieve rechten met betrekking tot de productie en verkoop berusten bij Stokke. Volgens Stokke is het totaalbeeld van de door Laurus op de markt gebrachte kinderstoel gelijk aan dat van de Tripp Trapp stoel en maakt Laurus inbreuk op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van [appellant sub 4] en op de rechten van Stokke. Stokke heeft in kort geding gevorderd Laurus op straffe van een dwangsom te bevelen elke (directe of indirecte) inbreuk op de auteursrechten van Stokke te staken en gestaakt te houden, met nevenvorderingen.
4.1.4. De president heeft de vraag of de Tripp Trapp stoel kan worden beschouwd als een auteursrechtelijk beschermd werk voorshands bevestigend beantwoord. De gestelde inbreuk op het auteursrecht van Stokke heeft hij vervolgens verworpen en de vorderingen van Stokke afgewezen.
4.2. Geen grief is aangevoerd tegen de overweging van de president dat voorshands ervan uitgegaan moet worden dat aan de Tripp Trapp stoel auteursrechtelijke bescherming toekomt. Dit is dus ook voor het hof het uitgangspunt.
4.3. Stokke voert in haar eerste grief aan, dat de president bij zijn beoordeling of sprake is van inbreuk op het auteursrecht een onjuist toetsingscriterium heeft gehanteerd. Volgens Stokke neemt de president niet de totaalindruk van de beide stoelen in beschouwing, maar enkel afzonderlijke onderdelen waarin de stoelen van elkaar verschillen. Dit laatste wordt onderstreept in de tweede grief, waarin Stokke de president verwijt feitelijk slechts een tweetal elementen in zijn overwegingen te betrekken.
4.4. Het hof verwerpt deze grieven. Uit de overweging van de president dat bij beschouwing van de beide stoelen in hun geheel opvalt, dat deze dusdanige verschillen vertonen dat van een inbreuk niet kan worden gesproken, blijkt dat de president is uitgegaan van de totaalindruk van beide stoelen. Hij heeft zijn constatering dat beide stoelen verschillen in hun totaalindruk gemotiveerd, door aan te geven waarin de stoelen met name in hun karakteristieke elementen, die immers de totaalindruk voor een belangrijk deel bepalen, van elkaar verschillen. Bovendien heeft de president aangegeven dat het verschil tussen de beide stoelen opvalt. Het hof begrijpt dit aldus, dat de verschillen niet pas bij een nauwkeurige beschouwing blijken. Daarmee heeft de president de juiste maatstaf aangelegd. De president behoefde daarbij niet vast te stellen of de door Laurus verkochte stoel als een nieuw oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.
4.5. Het hof onderschrijft het oordeel van de president dat de totaalindrukken van de Tripp Trapp stoel en van de door Laurus verkochte stoel zodanig verschillend zijn, dat van een inbreuk niet kan worden gesproken. Het hof motiveert dit als volgt.
4.6. Aan Stokke kan worden toegegeven dat de stoelen overeenkomsten vertonen, in die zin dat beide stoelen verstelbaar zijn, van een lichte houtsoort zijn gemaakt, niet op vier poten staan maar zijelementen hebben waar de rugleuning, het zitgedeelte en de voetenplank tussen geklemd zijn.
4.7. Naar het voorlopig oordeel van het hof vallen echter reeds bij oppervlakkige waarneming van de beide stoelen aanmerkelijke verschillen tussen beide stoelen op, die het hof in willekeurige volgorde opsomt:
* de Tripp Trapp stoel springt eruit door zijn eenvoudige, heldere geometrische vormgeving (zie vonnis rechtbank Den Haag d.d. 4-10-2000 rov. 7, prod. 13 van Stokke), terwijl de stoel van Laurus een plompe, grove indruk maakt;
* de door Laurus verkochte stoel wordt geleverd met een tafelblad, waaruit blijkt dat de filosofie van de Tripp Trapp stoel, inhoudend dat de stoel ook bij gebruik ten behoeve van een baby aan tafel kan worden geschoven, een door Stokke benadrukt sociaal-pedagogisch element, ontbreekt; dat dit tafelblad kan worden verwijderd acht het hof niet van doorslaggevend belang;
* de rugleuning van de Laurus-stoel bestaat uit twee gedeelten die door middel van drie spijlen met elkaar zijn verbonden, waarvan het bovenste deel een duidelijke ronding in verticale richting vertoont en op die wijze een "retro-element" vormt, terwijl de rugleuning van de Tripp Trapp stoel bestaat uit twee losse niet met elkaar verbonden elementen, strak van vorm;
* de zitting en de voetenplank van de Laurus-stoel vertonen aan de voorzijde rondingen, terwijl ze bij de Tripp Trapp stoel recht zijn, datzelfde geldt voor de voorzijde van het op de grond rustende deel en de bovenzijde van het verticale deel van de zijelementen;
* de hoogte van de zitting en de voetenplank zijn bij de Laurus-stoel verstelbaar door middel van schroeven, terwijl daartoe in de zijelementen van de Tripp Trapp stoel sleuven zijn aangebracht, die de uiterlijke vormgeving mede bepalen;
* het voor de Laurus-stoel gebruikte materiaal is in alle opzichten grover dan dat voor de Tripp Trapp stoel: de houtsoort vertoont meer nerven, de planken zijn dikker, de schragen zijn breder;
* in zijaanzicht vertoont de Tripp Trapp stoel een ranke Z zonder bovenkant, terwijl bij de Laurus-stoel niet alleen een extra achterwaarts gerichte schoor is aangebracht, maar bovendien het strakke beeld van een Z zonder bovenkant ontbreekt doordat het verticale deel van het zijelement niet een scherpe hoek vormt met het op de grond rustende horizontale deel, maar daarmee wordt verbonden op circa 15 cm vanaf het aan de voorzijde afgeronde uiteinde daarvan.
4.8. Al deze genoemde verschillen, in samenhang beschouwd, zijn van belang voor de totaalindrukken van de beide stoelen. Ze vallen op en zijn niet van ondergeschikte betekenis. De door Laurus verkochte stoel neemt daardoor voldoende afstand van de Tripp Trapp stoel van Stokke. Dit alles leidt het hof tot het in 4.5. weergegeven oordeel.
4.9. Dit brengt mee, dat ook de overige grieven niet tot vernietiging van het vonnis kunnen leiden. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat het oordeel niet anders wordt indien de door Stokke in de toelichting op de tweede grief genoemde verschillende ontwerpelementen in de beschouwing worden betrokken. Ook in de visie van de president vormt de door Laurus gebruikte extra achterwaarts gerichte steun slechts één van de aspecten die aan het totaalbeeld bijdragen, terwijl het hof de constatering van de president op zichzelf juist acht. Grief 3 faalt dus.
Hetzelfde geldt voor de vierde grief. De vijfde grief heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft om die reden geen bespreking.
4.10. De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep bevestigd zal worden. Stokke zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Stokke in de kosten van de procedure in hoger beroep voorzover aan de zijde van Laurus gevallen, tot op heden begroot op f 1.300,-- voor verschotten en f 5.100,-- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Huijbers-Koopman, Goossens en Van Maanen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 juni 2001.