ECLI:NL:GHSHE:2002:14

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2002
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
20-003000-02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Huurman-van Asten
  • Mrs. Bergkotte
  • Mr. Wortmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake moord en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 februari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983 en thans preventief gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar voor moord en bedreiging met een vuurwapen. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de eerste rechter. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van [slachtoffer] op 1 april 2000 te Eindhoven, alsook van het bedreigen van [kennis slachtoffer 1] met een vuurwapen op 26 maart 2000. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2000 met een vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten, wat leidde tot diens overlijden. Tevens heeft de verdachte [kennis slachtoffer 1] bedreigd met de dood. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte, die in eerste instantie leugenachtig waren, als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verdachte heeft geprobeerd een alibi te creëren, maar zijn verklaringen waren inconsistent en leugenachtig. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege, rekening houdend met de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

[verdachte] 01/064026/00 van den 20.003000.00 13 februari 2002 26 februari 2002
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002
parketnummer : 20.003000.00
uitspraakdatum : 26 februari 2002
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 december 2000 in de strafzaak onder parketnummer 01/064026-00 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1983,
thans preventief gedetineerd in de [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.

De tenlastelegging

Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de in eerste aanleg toegelaten wijzigingen begrepen.

De bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. op 1 april 2000 te Eindhoven, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer ] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met behulp van een vuurwapen [slachtoffer ] in het hoofd en in de rug geschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer ] is overleden.
2. op 26 maart 2000 te Eindhoven [kennis slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen dichtbij het hoofd van die [kennis slachtoffer 1] gehouden en daarbij die [kennis slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Laat haar met rust, ik wil niet dat je nog bij haar in de buurt komt" en "Als je mijn vriendin niet met rust laat, schiet ik jou kapot" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 en 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

De door het hof gebruikte bewijsmiddelen

De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht.

De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het hof overweegt ten aanzien van het door het hof gebezigde bewijs het volgende.
Door de verdachte is, na in eerste instantie leugenachtig te hebben ontkend zijn scooter op 1 april 2000 gebruikt te (kunnen) hebben, verklaard dat hij daarop heeft gereden en dat hij deze heeft uitgeleend aan een onbekende derde die hij ook zijn jas meegegeven heeft. Vervolgens suggereert hij dat deze persoon, gezeten op zijn, verdachtes, scooter en zijn jas dragende, kennelijk degene is die [slachtoffer ] heeft doodgeschoten. De jas zou later door verdachte zijn weggegooid. Verdachte verklaart later dat dit uitlenen van zijn scooter en jas niet waar is en dat hij dit verhaal verzonnen heeft. Het hof leidt hieruit af dat verdachte -leugenachtig- een verklaring heeft proberen te geven voor de aanwezigheid van zijn scooter op de plaats van het delict en het dragen van zijn jas door de schutter en dat, derhalve, zijn jas en scooter door de schutter gebruikt zijn. Ook uit het feit dat verdachte -leugenachtig- verklaart waarom deze scoooter later in een andere kleur is overgespoten, draagt aan deze overtuiging bij.
Verdachte heeft voorts meermalen, steeds op essenti‰le onderdelen kennelijk leugenachtig, geprobeerd zichzelf een alibi te verschaffen door -steeds anders- te verklaren over zijn aanwezigheid voor, tijdens, en na de schietpartij, alsmede over de door hem gebruikte vervoermiddelen, gedragen kledingstukken en uitgevoerde activiteiten die dag. Ook heeft de verdachte gelogen over het gebruik door hem van zijn gsm-telefoon, aan de hand waarvan tevens is vastgesteld dat verdachte kort voor de schietpartij op [adres 1] is geweest, waar ook het slachtoffer geweest is die dag.
Het hof leidt voorts uit voornoemde feiten en omstandigheden af dat deze leugenachtige verklaringen van de verdachte afgelegd met het doel de waarheid te bemantelen.
Derhalve laat het hof deze verklaringen, mede gelet op de inhoud en samenhang met de overige bewijsmiddelen, bijdragen tot het bewijs dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Tenslotte draagt tot bewijs bij dat, zoals onder feit 2 tenlastegelegd en door het hof bewezen geacht, verdachte enkele dagen voor de schietpartij een persoon bedreigd heeft met een vuurwapen, en derhalve kennelijk de beschikking over een vuurwapen heeft gehad en tot ernstige agressie in staat is.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het sub 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het sub 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.

De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof gelet op de conclusies, vermeld in de door na te noemen deskundigen omtrent verdachte opgemaakte rapporten.
*Het rapport van [psycholoog] , psycholoog te Leiden, d.d. 25 januari 2002, onder meer inhoudende dat verdachte op het moment waarop het tenlastegelegde is gepleegd (indien bewezen) leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en dat, wanneer verdachte schuldig zou worden geacht aan de hem tenlastegelegde feiten, het voorstelbaar is dat deze gebrekkige ontwikkeling van invloed is geweest op zijn gedrag en hij in dat geval in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar zou kunnen worden geacht.
*Het rapport van [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater te Oss, d.d. 20 januari 2002, onder meer inhoudende dat, ervan uitgaande dat het hof de tenlastegelegde delicten bewezen zal achten, bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en dat het ten laste gelegde aan de onderzochte kan worden toegerekend, doch in verminderde mate.
Het hof neemt voormelde deskundige oordelen over en maakt deze tot de zijne.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is derhalve strafbaar.

De redengeving van de op te leggen straf of maatregel

Het gerechtshof vindt in de ernst van de bewezenverklaarde feiten -in het bijzonder het onder 1 bewezenverklaarde feit-, de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, waarbij mede in aanmerking is genomen de leeftijd van de verdachte, die inmiddels achttien jaren is, gronden om de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing te laten en op de voet van het bepaalde in artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft de verdachte terzake van 1. "Moord" en 2. "Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens voor voormelde feiten, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren, met aftrek van voorarrest, en dat verdachte voorts ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Bij de bepaling van de op te leggen hoofdstraf heeft het hof in hoger beroep gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
A. de grote ernst van het -onder 1- bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; het onder 1 bewezenverklaarde betreft een moord, koelbloedig uitgevoerd op klaarlichte dag en op een drukke locatie.
B. de mate waarin het onder 1 bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de familie van het slachtoffer;
C. het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is;
Bij de straftoemeting heeft het hof ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het strafbare feit, ad informandum vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welke feiten de verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd;
Voormeld rapport van [psycholoog] , houdt -zakelijk weergegeven- als advies het volgende in. Vanuit het persoonlijkheidsonderzoek kan verdachte worden getypeerd als een nog weinig uitgerijpte, op enkele ontwikkelingsgebieden overigens al wel (vroegtijdig) volwassen persoonlijkheid.
Behandeling dan wel begeleiding ('na-opvoeding') is nadrukkelijk ge‹ndiceerd om verdere scheefgroei te voorkomen. Uitgaande van de geschetste nog weinig uitgerijpte persoonlijkheid van verdachte, zou een beoordeling van de hem telastegelegde feiten bij voorkeur krachtens het minderjarigenstrafrecht moeten plaatsvinden en zou het opleggen van een PIJ-maatregel -indien de feiten bewezen worden geacht- een logisch gevolg hiervan kunnen zijn. Indien het hof evenwel termen aanwezig acht om deze zaak krachtens het volwassenstrafrecht te behandelen, dan bestaan daar vanuit het onderzoeksmateriaal beschouwd geen principi‰le bezwaren tegen. In dat geval zou het opleggen van een maatregel van TBS -indien de hem telastegelegde feiten bewezen worden geacht- tot de mogelijkheden behoren. De vraag of dan de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een bevel tot verpleging van overheidswege vordert kan in bevestigende zin worden beantwoord.
Voormeld rapport van [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater voornoemd, houdt voorts -zakelijk weergegeven, het volgende in. Rapporteur gaat uit van het standpunt dat het ten laste gelegde van verdachte voortvloeit uit berekenende, overdachte drijfveren alsook uit de levensfase (puberteit) die verdachte thans doormaakt en uit de dadendrang bij een in wezen zich sterk onveilig voelende adolescent. Dieperliggend bestaat een onvermogen op adequate wijze met dreiging (en geweld) om te gaan en zijn eigen ontwikkeling op dit punt gunstig te be‹nvloeden, gebaseerd op emotionele en sociale scheefgroei en maatschappelijke isolatie.
Verdachte zou in een omgeving prikkelarm voor antisociale activiteiten moeten verkeren waarin hij voortdurend wordt gestructureerd en gestimuleerd tot een postieve ontwikkeling. De recidivekans is derhalve, onbehandeld, erg groot.
De maatregel van ter beschikkingstelling is ge‹ndiceerd dan wel de in artikel 77 s van het Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, ten einde de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen te waarborgen.
Rapporteur is van mening dat behandeling in een strak gestructureerde setting ge‹ndiceerd is door middel van een orthopedagogisch geori‰nteerde methode van gedragsbe‹nvloeding. Rapporteur adviseert aan onderzochte de PIJ-maatregel op te leggen, waarbij verdachte zich residentieel gedragsmatig laat behandelen.
Vanuit een gesloten setting kan, indien haalbaar, gewerkt worden aan het socialisatieproces van verdachte voor langere termijn, waarbij de andere gezinsleden betrokken kunnen worden. Rapporteur is van mening dat structurele veranderingen, die bij verdachte noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verkleinen, in feite slechts binnen een PIJ-kliniek met een dwangmaatregel te realiseren zijn teneinde voornoemde veiligheid van personen en/of goederen te waarborgen.
Bij onderzochte is sprake van onrijpheid in de biologische, sociale en emotionele ontwikkelingslijnen. Feitelijk betreft het een adolescent globaal functionerend op een enkele jaren jonger ontwikkelingsniveau. Een en ander wordt gecompenseerd door pseudo-volwassen gedrag, een schijnaanpassing met overdekking van het tegendeel. Onderzochte zit klem binnen het gezinssysteem, klem in de symbiotische relatie met zijn moeder en kan mede als gevolg hiervan niet tot autonoom en adequaat functioneren komen. Indien de rechtbank (lees: het hof) zou besluiten, om welke reden dan ook, het volwassenstrafrecht toe te passen dan komt een TBS met dwangverpleging logischerwijze in aanmerking.
Het hof neemt de hiervoor aangehaalde deskundigen oordelen over en maakt deze tot de zijne.
Verdachte heeft opzettelijk met voorbedachte rade een ander van het leven beroofd. Het nemen van een leven is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een vrijheidsbenemende straf daarop een passende sanctie is. Voorts heeft
Het hof houdt rekening met de hiervoor vermelde conclusies van de deskundigen, dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde en thans bewezen verklaarde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten -indien bewezen- hem slechts in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt het hof:
Op grond van het oordeel dat ten tijde van het plegen van de bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 01/064026/00 tenlastegelegde en thans bewezenverklaarde feiten bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en voorts dat sprake is van gevaar voor herhaling van dergelijke ernstige geweldsdelicten, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en/of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Zulks is ook toegelaten, nu het bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 01/064026/00 onder 1 tenlastegelegde en thans bewezenverklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en voorts het bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 01/064026/00 onder 2 tenlastegelegde en thans bewezen verklaarde feit behoort tot het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en/of goederen eist dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof zal de teruggave gelasten van hetgeen onder de verdachte in beslag genomen en nog niet is teruggegeven.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 37a, 37b, 57, 77b, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte sub 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
sub 1:" Moord".
sub 2:" Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde v¢¢r de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst, aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter
Mrs. Bergkotte en Wortmann, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Van Baast, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 februari 2002.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 03
tijd : 14.00
verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1983,
,
thans preventief gedetineerd in de [P.I.]
Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 december 2000 ter zake van:
sub 1:" Moord",
sub 2:" Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht",
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar,
met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis,
met last tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de lijst.
HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20.003000.00
Datum uitspraak: 26 februari 2002
AANVULLING BEWIJSMIDDELEN
Arrest inzake:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1983,
thans preventief gedetineerd in de [P.I.]
Aangevuld door het gerechtshof op
en ondertekend op die datum door mr. Huurman-Van Asten, voorzitter.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -2-
A. Bewijsmiddelen met betrekking tot het sub 1 bewezen verklaarde feit:
1. Een proces-verbaal van technisch onderzoek van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ECE/Eindhoven, mutatienummer PL2204/00-534915 (pag. 125 t/m 129) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 1 april 2000 hebben wij een onderzoek ingesteld naar een schietpartij met dodelijke afloop op 1 april 2000 omstreeks 14.40 uur, op de openbare weg [adres 2] ter hoogte van een aan deze weg gelegen Shell benzinestation in de gemeente [geboorteplaats] . Ter plaatse troffen wij een personenauto, merk Fiat, type Croma, aan. We zagen dat de achterruit van dit voertuig verbrijzeld was. We zagen dat er in deze verbrijzelde achterruit drie ronde gaten zaten. Drie hulzen troffen wij rechts achter het voertuig aan op het wegdek. Wij zagen dat zich in dit voertuig, op de achterbank, het stoffelijk overschot van een persoon bevond. In het hoofd van het slachtoffer, links boven het oor, zagen wij een beschadiging van de hoofdhuid. Wij herkenden deze wond als zijnde vermoedelijk een schotwond. Verder zagen wij op de rug van het slachtoffer, ongeveer in het midden tussen de schouderbladen twee gaatjes in de zwarte lederen jas. Ook deze gaatjes herkenden wij als zijnde vermoedelijk inschotopeningen. Het slachtoffer bleek te zijn [slachtoffer ] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1964 te [geboorteplaats slachtoffer] . Het slachtoffer is uit het voertuig gehaald en overgebracht naar het mortuarium van het [ziekenhuis] . Op 2 april 2000, omstreeks 13.30 uur, werd een gerechtelijke sectie uitgevoerd door Dr. [arts 2] in het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk.
als relaas van de betreffende verbalisant [verbalisant 1] :
Bij deze sectie was ik aanwezig. Tijdens de sectie werden drie kogels uit het lichaam van het slachtoffer verwijderd.
2. een als bijlage bij het proces-verbaal, dossiernummer PL2208/00-001694 gevoegde schrijven van de arts van de gemeentelijke gezondheidsdienst van de gemeente Eindhoven, [arts 1] , d.d. 3 april 2000, (pag. 821) voor zover dit schrijven, zakelijk weergegeven inhoudt:
als relaas van deze arts:
Heden te 15.40 uur werd door mij het lijk geschouwd van een man, zijnde het stoffelijk overschot van [slachtoffer ] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1964 te [geboorteplaats slachtoffer] , gewoond hebbende te Eindhoven, [woonadres slachtoffer] , en overleden te Eindhoven op 1 april 2000.
Plaats van de schouwing: [adres 3] te Eindhoven.
Geconstateerd werd de dood.
Inschotverwondingen op achterhoofd en tweemaal hoge rug, tussen schouderbladen.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -3-
3. Een proces-verbaal van Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 115) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisanten:
Op 3 april 2000 omstreeks 10.30 uur toonden wij in het mortuarium van het [ziekenhuis] het inbeslaggenomen stoffelijk overschot aan:
[zus slachtoffer] ,
geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedatum] ,
wonende te Eindhoven, [adres 4] ,
zus van het slachtoffer,
en
[broer slachtoffer] ,
geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedatum] ,
wonende te Eindhoven, [adres 5] ,
broer van het slachtoffer.
Tijdens deze confrontatie verklaarden beiden dat zij het slachtoffer in leven hebben gekend en dat zij respectievelijk zuster en broer van het slachtoffer zijn.
Zij herkenden het slachtoffer met zekerheid en zonder enige twijfel als zijnde de persoon, in leven genaamd:
[slachtoffer ] ,
geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedag slachtoffer] 1964,
gewoond hebbende te Eindhoven, [woonadres slachtoffer] .
4. een sectieverslag, sectienummer 2000-146/T033, van dr. [arts 2] arts en patholoog van het Nederlands Forensisch instituut van het Ministerie van Justitie, d.d. 29 mei 2000, voor zover dit sectieverslag, zakelijk weergegeven inhoudt:
als relaas van deze patholoog:
Op 2 april 2000 heb ik, ingevolge mondelinge opdracht van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch de uit- en inwendige schouwing verricht van het lijk van [slachtoffer ] , geboren te [geboorteplaats slachtoffer] op [geboortedag slachtoffer] 1964, gewoond hebbende te Eindhoven, [woonadres slachtoffer] , en overleden op 1 april 2000 omstreeks 14.42 uur.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer ] is het volgende gebleken:
Er was ‚‚n inschotverwonding aan het hoofd.
Er waren twee inschotverwondingen aan de rug.
Conclusie: Bij [slachtoffer ] zijn -ten gevolge van drie schotverwondingen- uitgebreide letsels aan hoofd en borst(organen) gebleken, op grond waarvan het overlijden zondermeer kan worden verklaard.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -4-
5. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ESP/Eindhoven, mutatienummer PL2207/00-534915 (pag. 413 t/m 414) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 1 april 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [zus slachtoffer] :
Mijn broer [slachtoffer ] , [vriend 1] en ik waren vandaag naar de [adres 1] geweest. Toen gingen we terug naar de auto. [vriend 1] bestuurde de auto, ik zat naast hem en [slachtoffer ] op de achterbank achter [vriend 1] . We reden over de [adres 2] te Eindhoven. Bij de kruising, waar een benzinepomp is, moesten we stoppen voor rood licht. Plotseling hoorde ik drie keer een knal. Ik keek naar [slachtoffer ] en zag hem met zijn hoofd opzij hangend zitten, terwijl er bloed vanaf de achterkant van zijn hoofd naar beneden ging. Ik zag dat het glas van de achterruit van de auto verbrijzeld was. Ik zag een paar Turkse jongens/mannen bij het benzinepompstation staan en ik riep: " Kunnen jullie de politie bellen?". Ze antwoordden: " De politie is al gebeld". En verder riep een van hen: "Kijk, daar rijdt hij weg" en wees naar de ventweg langs de [adres 6] . Daar zag ik een scooter wegrijden in de richting van de [adres 7] . Er zat een jongen/man op, de handen van die bestuurder waren blank. Hij was slank van postuur.
6. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWN/Eindhoven, mutatienummer PL2209/00-534915 (pag. 425 t/m 427) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 1 april 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 1] :
Op 1 april 2000, iets na half drie, zag ik dat van rechts over de [adres 2] een bromscooter kwam rijden. De scooter bleef achter een auto rijden. De verkeerslichten op de [adres 2] stonden op rood. Voor mij stond het verkeer stil. Ik hoorde drie harde knallen. Ik zag dat de achterruit van die auto kapot was. Ik kon de kogelinslagen zien. De persoon op de scooter was tussen de 16 en 18 jaar oud, tenger postuur, droeg een jas met heldere kleuren, een driekwarts model.
7. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWN/Eindhoven, mutatienummer PL2209/00-534915 (pag. 452 en 453) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 3 april 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 2] :
Op 1 april 2000 zag ik dat op de [adres 2] te Eindhoven een scooter reed. De man droeg een jas met redelijk felle kleuren, in de vorm van driehoeken. Ik zag dat de bestuurder achter een auto stopte op een afstand van ongeveer 1 meter en uit zijn jas een pistool pakte. Ik zag dat de man richtte en hoorde 3 knallen.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -5-
8. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 463 en 464) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 1 april 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 3] :
Op 1 april 2000, omstreeks 14.40 uur, bevond ik mij bij het Shell-benzinestation, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven.
Opeens hoorde ik een harde knal. Ik zag dat een personenauto op de [adres 2] stilstond. Het betrof een Fiat personenauto.
9. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. KEM/Eersel, mutatienummer PL2216/00-534915 (pag. 467 t/m 469) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 4 april 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 3] :
Ik vul mijn eerder afgelegde verklaring aan.
De achterruit van de auto was gebroken. Achter die auto zag ik een scooter staan. Ik zag dat de bestuurder recht stond met de scooter tussen zijn benen. Ik zag dat de bestuurder voor de tweede keer schoot. Hij richtte duidelijk op iemand in de auto. Toen de laatste knal was geweest, ging de bestuurder zitten en reed weg. De bromfiets waarop de schutter gereden heeft is voor 100 % een Yamaha Aerox. Ik weet dit zeker omdat ik veel van bromfietsen weet. Ik heb bovendien zelf vaak op zo'n scooter gereden. De voorkap van de scooter was geel van kleur. Het achterspatbord was zwart van kleur.
10. Een proces-verbaal van Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ESM/Eindhoven, mutatienummer PL2206/00-534915 (pag. 200) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisant:
Op 27 april 2000, omstreeks 15.30 uur, bevonden de collega's [rechercheur] , beide deel uitmakend van het Recherche Bijstand Team wat onderzoek doet naar de gewelddadige dood van [slachtoffer ] , zich ambtshalve op het politiebureau te Geldrop.
Door beide collegae werd gezien dat onder de carport van genoemd politiebureau een bromscooter stond van het merk Yamaha type Aerox.
[rechercheur] merkten op dat de onderzijde van de bewuste Yamaha type Aerox zwart was. Naar aanleiding van het onderzoek naar de uiterlijke kenmerken van een dergelijke bromscooter in de zaak [slachtoffer ] was het beide collegae bekend dat de kleurencombinatie van de bewuste bromscooter niet overeen kwam met de originele, door Yamaha Nederland afgeleverde kleurencombinatie.
Beide collegae zagen daarop dat de onderzijde van de bromscooter provisorisch zwart was gepoten. Beide collegea zagen dat onder de aangebrachte kleur de originele kleur geel zat.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -6-
Door collegae [rechercheur] werd nader onderzoek gedaan naar de reden waarvoor deze bromscooter aanwezig was op het politieburo te Geldrop. Daaruit bleek dat op 26 april 2000 te 23.15 uur er op de [adres 8] een eenzijdige aanrijding had plaatsgevonden met een Yamaha type Aerox. De bestuurder bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983, wonende te Eindhoven, [woonadres verdachte] . Roepnaam: [roepnaam] .
Door collegae van de politie Geldrop werd de bromscooter van [verdachte] voor technisch onderzoek meegnomen naar het politiebureau te Geldrop.
Op 27 april 2000 werd de hierboven omschreven bromscooter in beslag genomen.
Op 28 april 2000 werd op het hoofdbureau van politie te Eindhoven technisch onderzoek verricht aan de bromscooter merk Yamaha type Aerox.
11. Een proces-verbaal van technisch onderzoek van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. ECE/Eindhoven, mutatienr. PL2204/00-534915 (pag. 265 t/m 268), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisanten:
Wij hebben een onderzoek ingesteld aan het in dit proces-verbaal omschreven voertuig, een bromscooter.
De bestuurder van de betreffende bromfiets was op 26 april 2000 in Geldrop bij een ongeval betrokken
Tijdens het onderzoek zagen we dat dit voertuig geheel voldeed aan de omschrijving zoals deze door de getuige [getuige 3] in zijn verklaring was gegeven. Tijdens het onderzoek zagen wij dat het voldeed aan de navolgende omschrijving: tweewielige bromfiets, model bromscooter, merk Yamaha, type Aerox, kleur zwart/grijs. De betreffende bromfiets was eerder gedeeltelijk geel geweest. Voor het betreffend voertuig was een verzekering afgesloten op naam van de bestuurder/eigenaar [verdachte] .
12. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. KEM/Eersel, mutatienummer PL2216/00-534915 (pag. 573 t/m 576) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 8 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [moeder] :
Ik ben de moeder van [verdachte] . Mijn zoon is aangehouden in verband met de moord op [slachtoffer ] .
Op een gegeven moment heb ik [slachtoffer ] leren kennen. In de tijd dat ik [slachtoffer ] kende is het mij opgevallen dat hij vaak coca‹ne snoof en dan meestal agressief werd. Ikzelf heb tot tweemaal toe een fikse ruzie gehad met [slachtoffer ] . De tweede keer was ergens in de maand maart 2000. Ik kreeg van [slachtoffer ] enkele zeer harde klappen in mijn gezicht. Daarna had ik veel last van mijn linkeroor.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -7-
13. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 577 en 578) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 10 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis verdachte 1] :
Mijn vriend [kennis verdachte 2] vertelde mij dat de hem bekende [verdachte] [slachtoffer ] had doodgeschoten. [kennis verdachte 2] wist dit omdat [verdachte] hem dit een half uur van tevoren zelf had verteld. [roepnaam] had verteld dat hij [slachtoffer ] had doodgeschoten omdat deze zijn moeder, dus de moeder van [roepnaam] , klappen had gegeven. [slachtoffer ] zou de moeder van [roepnaam] geslagen hebben. [roepnaam] zou nu tegen [kennis verdachte 2] hebben verteld dat hij daarom [slachtoffer ] had doodgeschoten. [kennis verdachte 2] vertelde dat [roepnaam] tegen hem gezegd had dat hij [slachtoffer ] vanaf de [adres 1] te Eindhoven heeft achtervolgd, tot aan de stoplichten bij het tankstation en dat hij daar via de achterruit van de auto waarin [slachtoffer ] zat op hem heeft geschoten.
14. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ECE/Eindhoven, mutatienummer PL2204/00-534915 (pag. 579 t/m 583) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 10 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis verdachte 2] :
Afgelopen zaterdag 6 mei 2000 trof ik [roepnaam] (het hof leest: [verdachte] ). Ik was samen met mijn vriendin. [roepnaam] riep mij apart. Ik merkte dat [roepnaam] zenuwachtig was. Nadat we apart stonden vertelde [roepnaam] mij dat hij [slachtoffer ] had doodgeschoten. Hij vertelde mij dat op gedempte toon. Ik zei hem toen meteen dat hij aan het liegen was. Hij zei toen dat ik gek was omdat ik hem niet geloofde. Meteen daarop zei hij: "Ik heb hem zo doodgeschoten, van achter de auto, ik heb zelfs nog gekeken of hij nog bewoog". Meteen daarop vertelde [roepnaam] me dat hij [slachtoffer ] had doodgeschoten omdat hij ( [slachtoffer ] ) zijn moeder ( [roepnaam] 's moeder) een klap had gegeven. Hierop vertelde [roepnaam] me dat het wapen waarmee hij geschoten had van zijn vader was.
Nadat [roepnaam] mij het verhaal over [slachtoffer ] had verteld zijn we ieder ons weegs gegaan. Ik heb mijn vriendin verteld wat [roepnaam] mij verteld had.
15. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Best, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 656 t/m 658) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 25 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis verdachte 2] :
[roepnaam] heeft mij nog verteld dat hij [slachtoffer ] op de [adres 1] had zien lopen en dat hij hem gevolgd was. [slachtoffer ] zou in de auto gezeten hebben en [roepnaam] was er achteraan gereden met zijn scooter.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -8-
16. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 668 t/m 671) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 30 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 4] :
Op 18 mei 2000, nadat ik op het politiebureau wederom een verklaring afgelegd ben ik 's-avonds naar mijn vriend [vriend getuige] gegaan. Tegen hem heb ik verteld dat ik door [vriendin verdachte] onder druk was gezet en bepaalde dingen die belastend zouden kunnen zijn voor [roepnaam] niet moest vertellen. Ik vertelde tegen [vriend getuige] ook dat ik niet mocht vertellen dat [roepnaam] tegen mij had gezegd had dat hij geschoten had.
17. een proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 3 oktober 2000 in de strafzaak tegen [verdachte] , door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, RC.nr. 00/510, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als verklaring van getuige [getuige 4] :
Ik weet zeker dat ik op 1 april 2000 bij [vriendin verdachte] (Het hof leest: vriendin van [verdachte] ) in de winkel in Geldrop ben geweest. [roepnaam] was er ook. [roepnaam] zei ongevraagd tegen mij: "Weet je wie het gedaan heeft?" Ik vroeg toen wat en toen zei [roepnaam] : "Ja, dat schieten". Ik zei nee en [roepnaam] zei vervolgens: "Dat heb ik gedaan". Vooraf had hij in de winkel tegen [vriendin verdachte] en mij gezegd dat hij op de [adres 1] was geweest, daar schoten had gehoord en ter plekke was gaan kijken. Het klopt dat ik al voor 1 april 2000, volgens mij ver van tevoren, van [vriendin verdachte] heb gehoord dat de moeder van [roepnaam] zou zijn mishandeld. Dit was best erg geweest.
18. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 663 t/m 667) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 26 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis verdachte 3] :
Met betrekking tot 1 april kan ik u het volgende verklaren. Ik was die dag werkzaam op de [adres 1] . Ik schat dat ik kort na 18.00 klaar was met werken. Ik ben vervolgens naar [verdachte] gefietst. Ik had [roepnaam] die dag al achter de viskraam gezien. Op een gegeven ogenblik zei [roepnaam] tegen me, toen we het over de schietpartij hadden: "Moet ik jou ook doodschieten als [slachtoffer ] ?"
19. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 679 t/m 681) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 20 juni 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [vriend getuige] :
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -9-
Ongeveer twee weken geleden was ik in Geldrop. Op een gegeven moment zag ik [vriendin verdachte] (Het hof leest: [vriendin verdachte] ) aankomen. Ik hoorde dat [vriendin verdachte] zei: "Ja, maar wat moet ik nu beginnen, ik kan niet meer buiten komen voor [slachtoffer ] ". Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat de familie van [roepnaam] door de familie [slachtoffer ] werd bedreigd. Ik hoorde dat ze tegen mij vertelde dat ze van alles wat [roepnaam] gedaan had af wist. Ze wist dat de bromfiets was gespoten. Tevens vertelde [vriendin verdachte] tegen mij dat ze wist waar het pistool lag, waar alle shit mee is gebeurd. Ik vroeg waar het pistool zou liggen. Ik hoorde dat ze hierop antwoordde dat het bij de oma van [roepnaam] in de woning zou liggen.
Verder hebben [getuige 4] en ik van [vriendin verdachte] gehoord dat de moeder van [roepnaam] door iemand in elkaar was geslagen. Dit zou op een ernstige wijze gebeurd zijn. Ik heb dit gehoord voordat [slachtoffer ] werd vermoord. Ik heb toen van [vriendin verdachte] gehoord dat [roepnaam] deze persoon zou gaan pakken.
20. een proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 20 september 2000 in de strafzaak tegen [verdachte] , door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, RC.nr. 00/510, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als verklaring van getuige [vriend getuige] :
Op 4 juni 2000 heb ik staan praten met [vriendin verdachte] . Ik blijf bij mijn verklaring zoals afgelegd bij de politie. [vriendin verdachte] heeft toen letterlijk gezegd tegen mij dat [roepnaam] het gedaan had, maar dat ze er verder niks meer over durfde te zeggen.
21. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 683) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 20 juni 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [vader getuige] :
Mijn zoon [vriend getuige] vertelde mij dat hij van [vriendin verdachte] zelf had gehoord dat [roepnaam] [slachtoffer ] had doodgeschoten. Tevens wist [vriend getuige] mij te vertellen dat [vriendin verdachte] tegen hem verteld had dat het vuurwapen bij de oma van [roepnaam] zou liggen en dat de bromfiets daags daarna was overgespoten.
22. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven, als volgt:
Op 1 april 2000 ben ik naar de zogenaamde [adres 1] in Eindhoven gegaan. Op de markt sprak ik de mij bekende [kennis verdachte 3] .
Later op die dag ontmoette ik [vriendin verdachte] in de winkel waar zij werkt. Daar was ook [getuige 4] .
Mijn moeder kende [slachtoffer ] . Ik heb [slachtoffer ] eenmaal tijdens een feest gezien.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -10-
B. Bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard over het gebruik van zijn geelkleurige Yamaha Aerox brommer op 1 april 2000:
23. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 715 t/m 718) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 10 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik weet dat degene die [slachtoffer ] doodgeschoten heeft op een geel met zwarte met grijze Yamaha Aerox reed. Ik had die al op het moment dat [slachtoffer ] doodgeschoten is. Die stond toen in de schuur. Ik heb op de dag dat [slachtoffer ] doodgeschoten is niet op de Yamaha gereden. Volgens mij was dat omdat de band van de scooter lek was. Ik heb later een nieuwe band gekocht. Als ik terugreken dat ik op 26 april 2000 een aanrijding gehad heb, moet ik rond 24 april een nieuwe band gekocht hebben. Ik heb tot die tijd ongeveer een maandje niet op mijn scooter gereden. Ik heb al die tijd met mijn brommobiel gereden en met de fiets.
24. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 721) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 13 mei 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [verdachte]
Ik heb in mijn eerdere verklaring niet de waarheid verteld omdat ik wilde proberen mijzelf een goed alibi te verschaffen over de scooter. De Yamaha scooter deed het volgens mij gewoon wel op 1 april 2000, maar ik heb gezegd dat hij het niet deed om jullie ervan te verzekeren dat ik het niet geweest kan zijn.
25. Een proces-verbaal van bevindingen van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. KEM/Eersel, mutatienummer PL2216/00-534915 (pag. 311 t/m 317) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisanten:
Op 31 mei 2000, omstreeks 17.30 uur, brachten wij de verdachte [verdachte] over naar penitentiaire inrichting [P.I.] .
[verdachte] nam plaats achter in de auto. [verdachte] begon bepaalde zaken te verduidelijken. Hij vertelde dat hij enkele weken voor de schietpartij op [slachtoffer ] een gesprek tussen een aantal mannen kon horen. Dit gesprek ging over het feit dat deze mannen besodemieterd waren door een persoon en dat men deze te pakken wilde nemen. [verdachte] verklaarde dat op het moment dat hij stond te luisteren er plotseling iemand aan kwam lopen en hem zag staan. Deze persoon greep [verdachte] vast en trok hem een schuur mee naar binnen. Aldaar zag [verdachte] zes mannen.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -11-
Hem werd verteld dat hij een klus moest klaren zodat ze zeker wisten dat hij niets zou gaan vertellen omdat hij er dan zelf ook bij betrokken was. Nadat men alles over [verdachte] had genoteerd mocht hij vertrekken. Men zou met hem contact blijven houden.
[verdachte] verklaarde dat hij op een gegeven moment werd gebeld. Hierop was hij naar de schuur gereden. Daar bleken dezelfde mannen als de eerste keer aanwezig te zijn. Aan [verdachte] werd de opdracht gegeven om zaterdags naar [adres 1] te gaan om te kijken of hij [slachtoffer ] daar zag. [verdachte] kreeg de opdracht om, als [slachtoffer ] zag, zich te melden bij een persoon die eveneens in de schuur was, achter de sexclub op de [adres 1] .
Op 1 april 2000 vertrok [verdachte] op zijn Yamaha Aerox scooter vanaf zijn woonadres naar de [adres 1] om uit te kijken naar [slachtoffer ] . Op de weekmarkt zag [verdachte] [slachtoffer ] . [verdachte] is direct naar de afgesproken lokatie achter de sexclub gelopen, alwaar hij de persoon, die er zou zijn, trof. De man vroeg hem hoe [verdachte] op markt was gekomen. [verdachte] vertelde dat hij met zijn scooter was. Hierop zei de man dat hij de sleutels van de scooter en de jas van [verdachte] moest hebben. De man wilde precies weten waar de scooter van [verdachte] stond, waarna hem dit werd verteld. [verdachte] gaf zijn jas, een meerkleurige, en sleutels af.
[verdachte] begreep niet waarom hij zijn scooter af had moeten geven en wat men met [slachtoffer ] precies van plan was. Hij wist dat hij "gepakt" zou worden, maar hij wist niet wat daarmee bedoeld werd. Zelf dacht hij aan een ontvoering of iets dergelijks.
Thuis zag [verdachte] zijn scooter voor de deur stoppen. [verdachte] liep hierop naar buiten en zag dat dezelfde man als waaraan hij de sleutels had gegeven de scooter op de standard probeerde te zetten. Deze man drukte de jas van [verdachte] in zijn handen en gaf hem de sleutels terug. [verdachte] vroeg hierop aan de man wat er was gebeurd. Deze man vertelde [verdachte] dat er niets was gebeurd en dat hij zijn mond dicht moest houden.
Hierop liep de man weg.
Er zat geen benzine meer in de scooter. Hij pakte zijn gele brommobiel. Toen hij bij het shell tankstation aan de [adres 2] kwam, zag hij dat er iets aan de hand was. [verdachte] kreeg op dat moment al schrik. Er werd tegen [verdachte] verteld dat er net iemand was doodgeschoten en dat de dader was gevlucht op een scooter. Toen [verdachte] dit hoorde wist hij meteen dat dit met zijn scooter gebeurd moest. Even later hoorde hij ook dat [slachtoffer ] inderdaad doodgeschoten was.
[verdachte] heeft hierna zijn jas in Geldrop in een Humanabox gegooid.
26. een proces-verbaal van de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van de arrondissementsrechtbank te -s'Hertogenbosch van 6 november 2000, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte [verdachte] , voor zover dit, zakelijk weergegeven, inhoudt:
als verklaring van de verdachte:
Ik heb het verhaal dat ik mijn jas en scooter had uitgeleend, verzonnen toen ik op transport was naar [P.I.]
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -12-
C. Bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard dat hij (in plaats van zijn Yamaha Aerox) op 1 april 2000 zijn brommobiel heeft gebruikt:
27. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 697 t/m 699) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 8 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte]
Ik ben in het bezit van een brommobiel. Dit is een gele Motore Minarelli van ltaljet. Ik weet dat ik op 1 april 2000 met mijn brommobiel naar [adres 1] ben geweest.
28. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWN/Eindhoven, mutatienummer PL2209/00-534915 (pag. 706 t/m 710) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 9 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik weet niet hoelang ik op de markt ben geweest. Dit kan 5 minuten maar ook twee uur geweest zijn. Ik ben vervolgens naar mijn brommobiel gegaan. In eerste instantie wilde ik naar huis rijden maar ik ben naar de [adres 9] gereden om te kijken of [kennis] thuis was. Omdat de scooter van [kennis] niet voor de deur stond ben ik doorgereden. Ik ben vervolgens doorgereden naar mijn vriend [vriend 2] op de [adres 10] . Ik wilde bij hem op bezoek gaan. Er was echter niemand thuis. Ik heb vervolgens [vriend 2] met mijn gsm opgebeld. [vriend 2] nam zelf op en vertelde dat hij bij zijn vriendin was. Ik wilde vervolgens naar huis gaan. Ik hoorde sirenes toen ik op de kruising [plein] stond. Ik ben via de [straat] gereden en vervolgens rechtsaf langs de eendjesvijver. Ik ben vervolgens via de ventweg naar de Shell-pomp gereden. Ik bedacht toen om te gaan tanken omdat ik het dan mogelijk beter kon zien. Ik heb vervolgens getankt. Ik heb brommix brandstof gekocht. Ik weet niet meer hoelang ik daar heb gestaan, het kan een half uur maar ook drie uur zijn geweest.
29. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 721) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 12 mei 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [verdachte] :
In mijn brommobiel tank ik altijd bromfietsbenzine.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -13-
30. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 729 t/m 731) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 15 mei 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik ben op de plaats van de schietpartij denk ik een half uurtje tot een uur geweest om te kijken. Van daaruit ben ik op mijn brom-mobiel rechtstreeks naar de winkel in Geldrop gereden naar [vriendin verdachte] .
31. Een proces-verbaal van bevindingen van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 286) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisanten:
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte [verdachte] dat hij brommix getankt zou hebben bij de Shellpomp aan de [adres 2] (is) een onderzoek ingesteld. Hierbij bleek dat er bij dit pompstation geen brommix verkocht wordt.
32. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ECE/Eindhoven, mutatienummer PL2204/00-534915 (pag. 604 t/m 606) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 16 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 4] :
Ik ben een vriendin van [vriendin verdachte] . [vriendin verdachte] is de vriendin van [verdachte] . Op 1 april 2000 ben ik naar de winkel gegaan waar [vriendin verdachte] werkt. De winkel is gelegen in Geldrop. Toen ik om 15.30 uur arriveerde waren [vriendin verdachte] en [roepnaam] in de winkel. [roepnaam] is met zijn bromscooter (weg)gereden. [roepnaam] reed op een Yamaha van het type Aerox. [roepnaam] had toen zijn Yamaha Aerox bij zich. Ik weet dat zeker.
D. Bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard dat hij geen meerkleurige jas heeft gehad:
33. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 747) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 13 mei 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [verdachte] :
U zegt mij dat een politieman en iemand anders mij gezien hebben in een jas die voldoet aan het signalement van de jas van de dader van de schietpartij. Ik heb echter zo'n jas niet gehad of gedragen.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -14-
34. Een proces-verbaal van bevindingen van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. KEM/Eersel, mutatienummer PL2216/00-534915 (pag. 311 t/m 317) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisanten:
[verdachte] vertelde dat hij op 1 april 2000 in het bezit was van een meerkleurige jas.
E. Bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig is over kennis van feiten rond de schietpartij die alleen de dader bekend konden zijn:
35. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 715) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 10 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik weet dat degene die [slachtoffer ] doodgeschoten heeft op een geel met zwart met grijze Yamaha Aerox reed. Ik weet dit doordat [getuige 4] mij dit verteld heeft. Dit heeft ze mij iets na de schietpartij verteld. Ze vertelde dat ze dat gehoord had van iemand die daar toen reed. Ik dacht dat dat iemand van de ambulance was.
36. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. ECE/Eindhoven, mutatienummer PL2204/00-534915 (pag. 626) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 18 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 4] :
U vertelt mij dat [roepnaam] in een van zijn verhoren heeft verklaard dat ik bijzonderheden over de moord op [slachtoffer ] zoals de kleur van de bromscooter waarop de dader heeft gereden van een ambulancebroeder heb gehoord die daar ter plaatse is geweest en bij ons in de buurt zou wonen. Ik kan u verklaren dat dat absoluut niet waar is. Ik ben daar zeker van. Ik heb dat zoals eerder verklaard van [roepnaam] zelf gehoord.
F. Bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig is over de reden en tijdstip van overspuiten van de Yamaha Aerox:
37. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 697) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 8 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] :
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -15-
Ik heb een Yamaha Aerox scooter. Toen ik deze kocht was deze nog helemaal in originele kleuren. Dit was geel met grijs en zwart. Ik heb de gele onderdelen laten overspuiten door mijn vader met zwarte verf uit een spuitbus. Ik wilde dat omdat de gele veringen verroest waren en omdat de onderkap en het spatbord beschadigd waren. Dit kwam omdat mijn vriendin ermee omgevallen was. Mijn vader heeft dit gedaan toen ik de scooter nog maar een dag of vier had.
38. Een proces-verbaal van bevindingen van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. ECE/Eindhoven, mutatienr. PL2204/00-534915 (pag. 288), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisant:
Ik heb een aanvullend onderzoek ingesteld aan de bromfiets van het merk Yamaha en het type Aerox. Het onderzoek had betrekking op het gedeeltelijk overspuiten van deze bromfiets. De eigenaar van deze bromfiets had in zijn verklaring aangegeven dat een van de redenen voor het overspuiten zou zijn gelegen in het feit dat de schroefveer van de vering van het achterwiel door roestvorming zou zijn aangetast. Tijdens het onderzoek zag ik dat de zwarte laklaag op diverse plaatsen was onderbroken en dat hier de onderliggende kleur zichtbaar was. Nadat de zwarte laklaag door mij werd verwijderd zag ik dat de oorspronkelijke kleur, de kleur geel, zichtbaar werd. Ik zag dat deze gele laklaag nagenoeg onbeschadigd was. Gelet op de toestand van de oorspronkelijk gele laklaag, zoals deze onder de zwarte laklaag vandaan kwam, zag ik geen enkele reden om deze laklaag over te spuiten. De reden van overspuiten was zeker niet gelegen in een technische verbetering.
39. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. EWZ/Eindhoven, mutatienummer PL2210/00-534915 (pag. 683) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 20 juni 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [vader getuige] :
Ik heb de laatste week al diverse keren met mijn zoon [vriend getuige] gesproken over het feit dat hij meer wist over het doodschieten van [slachtoffer ] . [vriend getuige] vertelde mij namelijk dat hij van [vriendin verdachte] zelf had gehoord dat [roepnaam] [slachtoffer ] had doodgeschoten. Tevens wist [vriend getuige] mij te vertellen dat [vriendin verdachte] tegen hem verteld had dat de bromfiets daags erna was overgespoten.
G. Bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig is over het gebruik door hem van zijn GSM-telefoon.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -16-
40. Een proces-verbaal van bevindingen van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. EWN/Eindhoven, mutatienr. PL2209/00-534915 , d.d. 28 juni 2000 in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als relaas van de betreffende verbalisant:
Door de firma Libertel werden op een zogenaamde floppy-disk de gegevens beschikbaar gesteld van het middels abonneenummer [telefoonnummer] (Hof leest in: zijnde de GSM-telefoon van [verdachte] gevoerde gesprekken in de periode 20 maart 2000 tot en met 3 mei 2000.
Uit de ter beschikking gestelde gegevens bleek dat vanuit de telefonische aansluiting [telefoonnummer] op 1 april 2000 om 14.06 uur telefonisch contact gezocht is met de telefonische aansluiting [telefoonnummer] .
De telefoonaansluiting [telefoonnummer] betreft een aansluiting met een zogenaamd HI prepaid kaart.
Uit de door Libertel ter beschikking gestelde gegevens blijkt voorts dat dit contact heeft plaatsgevonden middels steunmast 2082. Voornoemde steunmast is geplaatst op de lokatie [adres 11] ter hoogte van de panden 287 t/m 329, zijnde een steunmast in de directe omgeving van de [adres 1] te Eindhoven. [adres 1] betreft de plaats alwaar het slachtoffer [slachtoffer ] kort voor zijn dood een bezoek had gebracht.
Op 9 mei 2000 te omstreeks 15.35 uur werd door verdachte [verdachte] een verklaring afgelegd. (hof: zie bewijsmiddel 28). In deze verklaring verklaart hij onder meer dat hij op 1 april 2000 na zijn bezoek aan de [adres 1] naar een vriend genaamd [vriend 2] op de [adres 10] te Eindhoven is gereden, die echter niet thuis bleek te zijn. Hij verklaarde tevens dat hij vervolgens [vriend 2] heeft gebeld met zijn GSM. Uit onderzoek is gebleken dat, in tegenstelling tot de door hem afgelegde verklaring, door verdachte [verdachte] met zijn GSM-telefoon op 1 april 2000 geen telefonisch contact is opgenomen met de GSM van [vriend 2] .
H. Bewijsmiddelen met betrekking tot de sub 1 en 2 bewezen verklaarde feiten:
41. een proces-verbaal van aangifte van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. KEM/Eersel, mutatienr. PL2216/00-532875, in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als op 28 april 2000 aan de betreffende verbalisant afgelegde verklaring van [kennis slachtoffer 1] :
Tussen 26 maart 2000 21.30 uur en 26 maart 2000 22.30 uur werd ik in Eindhoven door [roepnaam] met de dood bedreigd middels het richten van een pistool op mij, met daarbij te zeggen dat hij mij dood zou schieten als ik zijn vriendin niet met rust zou laten. Ik voelde me door het gedrag van [roepnaam] en het richten van een pistool op mij ernstig bedreigd.
parketnummer : 20.003000.00
datum uitspraak: 26 februari 2002 -17-
42. een proces-verbaal van verhoor van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. KEM/Eersel, mutatienr. PL2216/00-534915, (pag. 536 t/m 550), in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als op 28 april 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis slachtoffer 1] :
Op 26 maart 2000 werd ik gebeld op mijn GSM. Ik ben toen samen met [kennis slachtoffer 2] naar een shoarma-zaak gereden. Ik zag dat aan de overkant een brommer staan. Dat was een Yamaha Aerox in de kleuren zilver/zwart/geel. Ik zag toen dat er iemand in mijn richting kwam gelopen. Ik zag op dat moment dat dat [roepnaam] was. Ik zag dat [roepnaam] met zijn rechterhand een pistool onder zijn jas vandaan haalde. Ik zag dat [roepnaam] dat pistool direct op mij richtte. Ik denk dat [roepnaam] dat pistool ongeveer een halve meter van mijn hoofd afhield. Terwijl [roepnaam] dat pistool op mij gericht bleef houden, zei [roepnaam] dat ik niet meer naar [vriendin verdachte] moest bellen en als ik dat wel zou blijven doen, zou hij mij doodschieten. [roepnaam] zei dit tegen mij op dreigende toon.
Hij liep weg en stak het pistool weer weg onder zijn jas. Ik was hartstikke bang en voelde mij erg bedreigd. Ik was bang dat hij zou gaan schieten op mij. Ik zag toen dat [roepnaam] zijn brommer startte en wegreed.
[roepnaam] droeg een dikke jas met daarin verschillende kleuren. De kleuren liepen in banen van boven naar beneden en van links naar rechts, helemaal door elkaar.
43. een proces-verbaal van verhoor van Politie Brabant Zuid-Oost/Afd. KEM/Eersel, mutatienr. PL2216/00-534915, (pag. 541 t/m 543) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit -zakelijk weergegeven- inhoudt:
als op 28 april 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [kennis slachtoffer 2] :
Op 26 maart 2000 ben ik met [kennis slachtoffer 1] , nadat hij tussen 21.00 uur en 21.30 uur op zijn GSM gebeld was, naar de [adres 12] gereden. We zijn naast de shoarmazaak op de stoep gaan staan. Er kwam een jongen naar ons toegelopen die tegen [kennis verdachte 1] zei:" Laat haar met rust, ik wil niet dat je nog bij haar in de buurt komt". Ik zag hierop dat die jongen een zwartkleurig pistool pakte en hiermee op het hoofd van [kennis verdachte 1] richtte. Ik schat dat er een halve meter tussen de voorkant van het pistool en het hoofd van [kennis verdachte 1] zat. Ik hoorde dat die jongen tegen [kennis verdachte 1] zei:" Laat haar met rust of anders maak ik je dood". [kennis verdachte 1] noemde die jongen [roepnaam] . Ik zag dat die jongen weer naar de overkant liep en op een scooter stapte. Ik zag dat dit een Yamaha Aerox was
44. Een proces-verbaal van verhoor van de Politie Brabant Zuid-Oost, Afd. BOS/Eindhoven, mutatienummer PL2201/00-534915 (pag. 700 t/m 703) in de wettelijke vorm opgemaakt, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
als op 8 mei 2000 aan de betreffende verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik vroeg aan de vriendin van [vriend 2] of zij de GSM van [kennis slachtoffer 1] wilde bellen en hem wilde vragen naar de shoarmazaak aan de [adres 12] te komen. Ik ben toen in de buurt van die shoarmazaak gaan wachten. Ik zag dat [kennis slachtoffer 1] aan kwam rijden en dat er een andere jongen bij hem was. Ik heb tegen hem gezegd dat ik hem in elkaar zou stompen als hij mijn vriendin niet met rust zou laten. Ik heb ook tegen hem gezegd dat ik hem kapot zou schieten.
Daarop ben ik naar mijn scooter gelopen.