ECLI:NL:GHSHE:2002:AD8601

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003022.00
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Koster-Vaags
  • Mrs. Denie
  • Mr. De Jonge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbeslagname van bromfietsonderdelen en vrijspraak verdachte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ging het om de onrechtmatige inbeslagname van bromfietsonderdelen. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda. De kern van het verweer van de raadsman was dat de inbeslaggenomen voorwerpen in de schuur onrechtmatig waren verkregen, omdat er geen toestemming was verleend door de bewoner om de afgesloten schuur te betreden. Het hof overwoog dat de hoofdbewoonster weliswaar toestemming had gegeven om de woning te betreden, maar dat deze toestemming niet gold voor het forceren van de schuurdeur. De verbalisanten hadden de bromfietsonderdelen pas ontdekt nadat zij de schuur waren binnengegaan, wat volgens het hof niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 96 (oud) van het Wetboek van Strafvordering voor het volgen van voorwerpen na een ontdekking op heterdaad. Hierdoor concludeerde het hof dat de inbeslagname onrechtmatig was en dat het bewijsmateriaal niet kon worden gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en gelastte de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden, terwijl de overige voorwerpen in bewaring werden gesteld.

Uitspraak

Parketnummer : 20.003022.00
uitspraakdatum : 17 januari 2002
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 18 mei 2000 in de strafzaak onder parketnummer 02.016224-99 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens de opgaven van bezwaren zijdens de verdediging tegen het beroepen vonnis, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: PRO MEMORIE.
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegede:
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de inbeslaggenomen voorwerpen in de schuur onrechtmatig inbeslag zijn genomen bij ontbreken van de toestemming van de bewoner om de -afgesloten- schuur te betreden overweegt het hof als volgt.
Door de hoofdbewoonster is toestemming verleend tot het betreden van de woning aan de Jasmijnring 18 te Zundert. Zij vond het, blijkens het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal, goed dat de verbalisanten "even in de schuur gingen kijken".
Nadat de verbalisanten via het raam op de binnenplaats van de woning terecht waren gekomen en in de afgesloten schuur diverse bromfietsonderdelen zagen liggen, kwamen er andere familieleden ter plaatse.
De verbalisanten zijn vervolgens de schuur binnengegaan en hebben de aldaar liggende bromfietsonderdelen inbeslaggenomen na de toegang tot de schuur te hebben verkregen door de deur te forceren.
Uit de gang van zaken, zoals die blijkt uit het proces-verbaal, is niet gebleken van een (voortdurende) toestemming van de hoofdbewoonster om de afgesloten schuurdeur te forceren om in de schuur te gaan kijken.
Evenmin kan worden aangenomen dat de verbalisanten krachtens de bevoegdheden, hun gegeven bij artikel 96 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, gerechtigd waren de bromfietsonderdelen ter inbeslagneming te volgen, nu in de visie van het hof geen sprake is van "volgen" in de zin van artikel 96 (oud) van het Wetboek van Strafvordering na een ontdekking op heterdaad. Immers de waarneming van de bromfietsonderdelen vond eerst plaats nàdat men -met toestemming- de woning had betreden en vervolgens, al zoekend rondkijkend, de bromfietsonderdelen in de gesloten schuur had aangetroffen zodat de heterdaadsituatie terzake van het helingsdelict eerst toen ontstond.
Artikel 96 (oud) van het Wetboek van Strafvordering is op die situatie niet van toepassing.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bromfietsonderdelen onrechtmatig inbeslag zijn genomen zodat dit bewijsmiddel onrechtmatig is.
Verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde feit, bij gebreke van voldoende wettig bewijs, te worden vrijgesproken.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 5, 18, 20, 32 en 33 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welke lijst aan dit arrest is gehecht, moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 21, 24 en 26 van voormelde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 13, 14, 15, 16, 17 en 31 van voormelde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen, vermeld op voormelde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, is niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Derhalve gelast het hof de bewaring van de voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 5, 18, 20, 32 en 33 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan: [betrokkene 1]
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 21, 24 en 26 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan: [betrokkene 2]
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 13, 14, 15, 16, 17 en 31 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan: [betrokkene 3]
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de overige inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen..
Dit arrest is gewezen door Mr. Koster-Vaags, als voorzitter,
Mrs. Denie en De Jonge, als raadsheren,
In tegenwoordigheid van Dhr. Van Baast, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 januari 2002.
Mr. De Jonge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.-