typ. JZ
rolnr. C0000305/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 8 januari 2002,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EINDHOVEN PACKAGING BV,
gevestigd te Eindhoven,
appellante,
procureur: mr J.W.P.M. van der Velden,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WUBBEN HANDELSMAATSCHAPPIJ BV,
gevestigd te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWONDERNEMING GOEVAERS EN ZONEN BV,
gevestigd te Best,
geïntimeerden,
procureur: eerst mr W.M.C. van der Eerden,
thans mr J.E. Lenglet,
op het bij dagvaarding van 20 januari 2000 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch tussen appellante, Eindhoven Packaging, als eiseres en geïntimeerden, Wubben en Goevaers, als gedaagden onder rolnummer 14838/HA ZA 97-1502 gewezen vonnis van 29 oktober 1999.
---------------------------------------------------------
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 11 december 1998, die zich bij de processtukken bevinden.
2. Het geding in hoger beroep
Van het eindvonnis van 29 oktober 1999 is Eindhoven Packaging tijdig in hoger beroep gekomen.
Bij memorie van grieven heeft Eindhoven Packaging onder overlegging van een productie een primaire en een subsidiaire grief aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van de memorie van grieven nader staat omschreven.
Bij memorie van antwoord hebben Wubben en Goevaers de grieven bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Eindhoven Packaging, althans tot ontzegging van haar vordering met bekrachtiging van het bestreden vonnis, althans voor zover deze vordering het bedrag van f. 186.750,12 te boven gaat, met veroordeling van Eindhoven Packaging in de kosten van het geding in hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4.1 Geen grieven zijn gericht tegen de feiten zoals in het tussenvonnis van 11 december 1998 onder 2. vastgesteld, zodat het hof hiervan ook in hoger beroep uitgaat.
4.2 In haar memorie van grieven heeft Eindhoven Packaging aangegeven dat zij bereid is afstand te doen van haar primaire grief als Wubben en Goevaers geen incidenteel appel instellen tegen de vonnissen van de rechtbank. Wubben en Goevaers hebben geen incidenteel appel ingesteld, zodat de primaire grief geen behandeling behoeft en het hof zich zal beperken tot behandeling van de subsidiaire grief en dienovereenkomstig de subsidiaire vordering van Eindhoven Packaging.
4.3 Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep nog van belang, om het volgende.
- Wubben heeft in de nacht van 14 op 15 oktober 1996 in opdracht van Goevaers werkzaamheden verricht aan een stookolietank; daarbij is roet vrijgekomen. De roet is doorgedrongen in de bedrijfsruimte van Eindhoven Packaging waardoor verpakkingen zijn vervuild. Voor de hierdoor ontstane schade zijn Wubben en Goevaers aansprakelijk. Deze procedure betreft aard en omvang van die schade.
- De verzekeraar van Goevaers, Schadeverzekering Maatschappij Erasmus NV, heeft op 3 april 1997 de totale schade vastgesteld op f. 317.790,72. Hierin is een bedrag van f. 131.040,60 opgenomen vanwege het ompakken van verpakkingsmaterialen; het resterende bedrag van f. 186.750,12 betreft kosten van vaststelling en beperking van de schade. Erasmus heeft op basis hiervan aan voorschotten in totaal f. 317.000,- uitgekeerd.
- In eerste aanleg heeft Eindhoven Packaging (naast enkele posten die verder niet van belang zijn) het volgende gevorderd: primair de kosten van vervanging van de verpakkingen, de kosten ter vaststelling en beperking van de schade en buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met het voorschotbedrag van f. 317.000,-; subsidiair de kosten van verlies en ompakken en buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met het door Erasmus voor het ompakken vastgestelde bedrag van f. 131.040,60.
- Door de rechtbank is de primaire vordering afgewezen. De subsidiaire vordering is toegewezen tot een bedrag van f. 417.222,99, waarvan f. 10.000,- buitengerechtelijke kosten, verminderd met het voorschotbedrag van f. 317.000,-.
4.4 De subsidiaire grief van Eindhoven Packaging richt zich tegen rechtsoverwegingen 2.15 en 2.16 van het bestreden vonnis en betreft het gegeven dat de rechtbank het volledige voorschotbedrag in mindering heeft gebracht en niet alleen het gedeelte daarvan dat betrekking heeft op het gevorderde.
Blijkens deze rechtsoverwegingen gaat de rechtbank er in navolging van Wubben en Goevaers van uit dat Eindhoven Packaging in haar subsidiaire vordering een kennelijke vergissing heeft gemaakt door in de berekening daarvan niet ook het volledige voorschotbedrag af te trekken.
Hiervan uitgaande heeft de rechtbank f. 100.222,99 toegewezen. Dit bedrag is inmiddels voldaan.
4.5 Volgens Eindhoven Packaging zijn Wubben en Goevaers aansprakelijk voor zowel de kosten ter vaststelling en beperking van de schade ad f. 186.750,12 als voor de schade vanwege de vervuiling ad f. 417.222,99 en dienen zij dit laatste bedrag te voldoen, verminderd met het bedrag van f. 131.040,60 en vermeerderd met f. 10.000,- aan buitengerechtelijke incassokosten. Ter beperking van het geschil heeft zij zich subsidiair gericht op de schade vanwege de vervuiling en voor de overige kosten genoegen genomen met het bedrag van f. 186.750,12.
4.6 Thans vordert Eindhoven Packaging (subsidiair) een verklaring voor recht dat Wubben en Goevaers voor de schade ad f. 186.750,12 en f. 417.222,99 met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1996 en veroordeling van hen tot betaling van (f. 417.222,99 - f. 131.040,60 =) f. 286.182,39, vermeerderd met f. 10.000,- buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 15 oktober 1996.
4.7 Volgens Wubben en Goevaers staat het Eindhoven Packaging niet vrij een gedeelte van het voorschot toe te rekenen aan een gedeelte van de door haar gestelde schade en deze schadepost vervolgens buiten de discussie te houden. Volgens hen dient zowel bij de primaire als bij de subsidiaire vordering rekening gehouden te worden met het volledige voorschotbedrag. Verder wijzen zij erop dat het bedrag van f. 10.000,- aan buitengerechtelijke incassokosten in het toegewezen bedrag is verdisconteerd en dat met het inmiddels betaalde bedrag rekening gehouden dient te worden.
4.8 Het hof overweegt hierover het volgende. Wubben en Goevaers hebben zich verenigd met het door Erasmus conform het rapport van zijn expert (prod. 4 c.v.a.) vastgestelde schadebedrag van in totaal f. 317.790,12. Door Erasmus noch door Wubben en Goevaers is daarbij commentaar geleverd op de afzonderlijke posten, zodat ervan uitgegaan dient te worden dat zij ook met de vaststelling van de afzonderlijke posten akkoord zijn gegaan. Voor Eindhoven Packaging geldt bij haar subsidiaire vordering hetzelfde, met uitzondering van de post ompakken ad f. 131.040,60 waarvoor zij een hoger bedrag vordert. Het dient er dan ook voor gehouden te worden dat de voorschotbetalingen in ieder geval betrekking hadden op de posten waar alle partijen het over eens waren, zodat met het uiteindelijk nog door Wubben en Goevaers te betalen bedrag niet het totale voorschotbedrag verrekend diende te worden, maar alleen hetgeen reeds was voldaan in verband met de post waarover nog discussie was, de kosten van vervangen dan wel ompakken en reinigen. Dit brengt mee dat de subsidiaire grief slaagt.
4.9 Het bovenstaande leidt ertoe dat de subsidiaire vordering van Eindhoven Packaging voor toewijzing in aanmerking komt met dien verstande dat, zoals Wubben en Goevaers terecht opmerken, in het bedrag van f. 417.222,99 de buitengerechtelijke kosten al zijn verdisconteerd en dat rekening gehouden moet worden met het inmiddels betaalde bedrag van f. 100.222,99. In eerste aanleg heeft Eindhoven Packaging de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding; in hoger beroep vordert zij deze met ingang van het evenement, 15 oktober 1996. Wubben en Goevaers hebben dit niet afzonderlijk betwist, zodat het hof van laatstbedoelde datum uitgaat.
4.10 Wubben en Goevaers zijn op grond van bovenstaande overwegingen aan Eindhoven Packaging verschuldigd:
a) kosten vaststelling en beperking schade:f. 186.750,12;
b) kosten vervuiling verpakkingen: f. 407.222,99;
c) buitengerechtelijke incassokosten: f. 10.000,-,
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij rekening gehouden dient te worden met de inmiddels verrichte voorschotten/deelbetalingen.
In deze zin is de door Eindhoven gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
4.11 Met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat nog voldaan dient te worden, geldt dat de vordering met betrekking tot de posten b) en c) tot een bedrag van in totaal f. 417.222,99 voor toewijzing vatbaar is en dat daarop in mindering strekt:
- de betaalde voorschotten ad f. 317.000,- minus het gedeelte daarvan dat aan post a) toegerekend dient te worden, derhalve f. 130.249,88;
- het nadien betaalde bedrag van f. 100.222,99.
Wanneer deze twee bedragen in mindering worden gebracht resteert te voldoen een bedrag van f. 186.750,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij ten aanzien van de rente rekening gehouden dient te worden met de inmiddels verrichte voorschotten/deelbetalingen.
Tot zover is dit onderdeel van de vordering van Eindhoven Packaging toewijsbaar.
4.12 Voor het overige zijn door partijen geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die ten aanzien van de kwestie die in hoger beroep voorligt tot een ander oordeel leiden.
4.13 Het hof beschouwt Wubben en Goevaers als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij de kosten van het hoger beroep dienen te dragen.
4.14 Voor de duidelijkheid heeft het hof in het bovenstaande alleen bedragen in guldens gehanteerd; in het dictum zullen de bedragen in euro's worden vermeld.
vernietigt het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 oktober 1999 (rolnummer 14838/HA ZA 97-1502), met uitzondering van de proceskostenveroordeling, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Wubben en Goevaers hoofdelijk jegens Eindhoven Packaging aansprakelijk zijn voor:
a) kosten vaststelling en beperking schade: f. 84.743,51;
b) kosten vervuiling verpakkingen: f. 184.789,73;
c) buitengerechtelijke incassokosten: f. 4.537,80,
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij rekening gehouden dient te worden met de inmiddels verrichte voorschotten/deelbetalingen;
veroordeelt Wubben en Goevaers hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan Eindhoven Packaging te betalen een bedrag van f. 84.743,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij rekening gehouden dient te worden met de inmiddels verrichte voorschotten/deelbetalingen;
bekrachtigt het vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling;
veroordeelt Wubben en Goevaers hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eindhoven Packaging begroot op f. 3.360,45 aan verschotten en op f. 2.235,04 aan salaris procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs Rothuizen-Van Dijk, Meulenbroek en Sterk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 januari 2002.