ECLI:NL:GHSHE:2002:AD9327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/04340
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf omzetbelasting en proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 11 februari 2002 uitspraak gedaan in het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. Het geschil betreft de teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 januari 1997. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 januari 2002, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren.

Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende het door de bij hem aangesloten gemeenten ingezamelde GFT-afval heeft laten verwerken tot compost en deze compost tegen vergoeding heeft geleverd aan derden. Belanghebbende heeft tijdens de zitting zijn beroep op het vertrouwensbeginsel laten varen. Het Hof oordeelt dat belanghebbende de compost heeft geleverd onder dezelfde juridische voorwaarden als particuliere marktdeelnemers, waardoor hij als ondernemer heeft gehandeld. Dit leidt tot het recht op aftrek van de voorbelasting.

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak van de Inspecteur en verleent teruggaaf van € 20.686,93. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 966,55, met aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Daarnaast dient de Inspecteur het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 36,30 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier Th.A.J. Kock.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/04340
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen Y van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift tegen het bedrag dat door hem als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 januari 1997.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 28 januari 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 11 februari 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak;
verleent teruggaaf tot een bedrag van € 20.686,93;
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van
belanghebbende tot een bedrag van € 966,55 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en
gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door
deze gestorte griffierecht ad € 36,30 wordt vergoed.
De gronden:
(1) Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard zijn beroep op het vertrouwensbeginsel te laten varen.
(2) Vaststaat dat belanghebbende het door de bij hem aangesloten gemeenten ingezamelde GFT-afval heeft laten verwerken tot compost en deze compost tegen vergoeding heeft geleverd aan derden.
(3) In het arrest van 2 november 2001, nr. 36.519, onder meer gepubliceerd in V-N 2001/61.21, heeft de Hoge Raad overwogen:
"Bij de beantwoording van de vraag of een publiekrechtelijk lichaam bepaalde werkzaamheden al dan niet als overheid verricht komt het er op aan of dat lichaam die werkzaamheden verricht in het kader van het specifiek voor dat lichaam geldende juridische regime dan wel onder dezelfde juridische voorwaarden als particuliere marktdeelnemers. De omstandigheid dat het publiekrechtelijke lichaam de desbetreffende werkzaamheden verricht in samenhang met werkzaamheden die het in het publiek belang en in het kader van het voor dat lichaam specifiek geldende overheidsregime verricht brengt (...) niet mee dat het lichaam al die werkzaamheden als overheid verricht.".
(4) Gelet op de vaststaande feiten is het Hof van oordeel dat belanghebbende de compost heeft geleverd onder dezelfde juridische voorwaarden als private marktdeelnemers en aldus als ondernemer heeft gehandeld. Hieruit vloeit, gelet op het onder (3) aangehaalde arrest van de Hoge Raad, voort dat belanghebbende recht heeft op aftrek van de onderhavige voorbelasting. Daaraan doet niet af dat het composteren heeft plaatsgevonden in samenhang met werkzaamheden die in het publiek belang en in het kader van het voor belanghebbende specifiek geldende overheidsregime zijn verricht.
(5) Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. Voor dit geval is niet in geschil dat belanghebbende teruggaaf van fl. 45.588,= (€ 20.686,93) krijgt.
(6) In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, vindt het Hof, nu bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op 2 (punten) x fl. 710,= (waarde per punt) x 1,5 (gewicht van de zaak) is fl. 2.130,= (€ 966,55).
(7) Nu het beroep gegrond is, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belanghebbende het door hem voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 80,= (€ 36,30) te vergoeden.
(8) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 11 februari 2002 door M.E. van Hilten, voorzitter, P. Fortuin en B.G. van Zadelhoff, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 15 februari 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.