ECLI:NL:GHSHE:2002:AE0017

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/00051
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verhuiskosten in verband met toetreding tot een maatschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, staat de aftrekbaarheid van verhuiskosten centraal. De belanghebbende, een medisch specialist, heeft in 1989 een huurwoning betrokken in Y na zijn toetreding tot een maatschap van interne geneeskundigen. In 1994 heeft hij een bouwkavel gekocht en in 1995 een woning laten bouwen. De vraag die voorligt is of de kosten van de verhuizing naar de nieuw gebouwde woning in 1995 aftrekbaar zijn, gezien de eerdere verhuizing naar de huurwoning in 1989.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 januari 2002, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende stelt dat de verhuizing naar de huurwoning tijdelijk was en dat hij uiteindelijk een woning heeft gevonden die voldeed aan zijn eisen. De Inspecteur betwist dit en stelt dat de huurwoning voldeed aan de redelijk te achten eisen van de belanghebbende. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de huurwoning voldeed aan deze eisen.

Het Hof oordeelt dat er onvoldoende feiten zijn aangevoerd die aantonen dat de huurwoning niet voldeed aan de eisen van de belanghebbende. De stelling van de belanghebbende dat hij geen collega kent die in een dergelijke huurwoning woont, is niet voldoende om te concluderen dat de huurwoning niet voldeed aan zijn wensen. Het Hof concludeert dat de Inspecteur in zijn gelijk staat en dat de uitspraak van de Inspecteur in stand blijft. De kosten van de procedure worden niet vergoed, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/00051
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen zijn aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995.
DE MONDELINGE BEHANDELING
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 23 januari 2002 te
's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 6 februari 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
DE BESLISSING:
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
DE GRONDEN:
1. Belanghebbende is medisch specialist. Tot 1 september 1989 was hij in loondienst werkzaam in het Zziekenhuis te Q. Op die datum is hij toegetreden tot een maatschap van interne geneeskundigen verbonden aan de ziekenhuiscombinatie R te Y en S te V.
2. In de maand augustus 1989 is belanghebbende verhuisd van T, nabij Q, naar een huurwoning met het adres Astraat 1, te Y.
3. Deze huurwoning is een zogenaamde eengezinswoning in een rij, met drie slaapkamers en een badkamer op de eerste verdieping en een zolder. In de huurwoning beschikte belanghebbende over een compleet ingerichte studeerkamer.
4. Het gezin van belanghebbende bestond in elke geval van 1989 tot en met 1995 uit hijzelf en zijn partner. Zij hadden geen kinderen.
5. De kosten verband houdende met deze verhuizing zijn bij de aanslagregeling over het jaar 1989 in aftrek op het inkomen van belanghebbende toegelaten.
6. Op 14 november 1994 hebben belanghebbende en zijn partner een bouwkavel gekocht in de binnenstad van Y. Zij hebben op deze kavel een woning laten bouwen waarin zij in 1995 zijn gaan wonen.
7. In geschil is of de kosten van de tweede verhuizing in 1995 eveneens in aftrek op het inkomen van belanghebbende moeten worden toegelaten. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de beide verhuizingen los van elkaar moeten worden gezien of dat zij moeten worden bezien in onderlinge samenhang en daardoor geacht moeten worden beide te zijn opgeroepen door de toetreding tot de maatschap in 1989.
8. Belanghebbende stelt in dit verband dat hij aanvankelijk tijdelijk aan zijn behoefte aan woonruimte in de regio Y heeft voorzien door de huurwoning te betrekken omdat hij er niet in slaagde aanstonds een woning te vinden die voldeed aan zijn redelijk te achten eisen, maar dat hij bleef uitkijken naar een passende woning en dat hij die passende woning uiteindelijk heeft verworven door aankoop van het bouwkavel in 1994 en de bouw van het huis in 1995.
9. De Inspecteur stelt hiertegenover dat de in 1989 betrokken huurwoning zeer wel voldeed aan de redelijk te achten eisen van belanghebbende en dat de behoefte om te verhuizen naar een andere woning in Y eerst na het betrekken van de huurwoning ontstond.
10. Aldus spitst het geschil zich nader toe op de vraag of de in 1989 betrokken huurwoning voldeed aan de redelijk te achten eisen van belanghebbende.
11. Naar het oordeel van het Hof zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken voor het oordeel dat de huurwoning niet voldeed aan de redelijk te achten eisen van belanghebbende. Hetgeen is komen vast te staan omtrent de huurwoning biedt geen aanknopingspunt voor een andersluidend oordeel. In het bijzonder kan de stelling van belanghebbende dat hij geen collega kent die in een dergelijke huurwoning gehuisvest is niet tot de conclusie leiden dat die huurwoning niet voldeed aan zijn redelijk te achten wensen. Evenmin kan tot die conclusie leiden de stelling van belanghebbende dat de huurwoning gelegen was in een kinderrijke buurt, waardoor geluidsoverlast ontstond, zulks met name niet nu de Inspecteur ter zitting onweersproken heeft gesteld, en het Hof aannemlijk acht, dat de geluidsoverlast rond de woning van belanghebbende in de binnenstad van Y niet minder zal zijn.
12. Het gelijk is gezien het vorenoverwogene aan de zijde van de Inspecteur. Diens uitspraak moet in stand blijven.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 6 februari 2002 door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen
verzonden op: 8 februari 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.