ECLI:NL:GHSHE:2002:AE7682
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Muijen
- R.O.J.M. de Windt
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing over vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gaat het om de belastingheffing over een vergoeding van f 22.000,-- die belanghebbende ontving voor niet opgenomen vakantiedagen. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 108.190,--, en na bezwaar handhaafde de Inspecteur deze aanslag. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, waarbij de Inspecteur een vertoogschrift indiende. De kern van het geschil was of de vergoeding voor de niet opgenomen vakantiedagen als gederfde of te derven inkomsten moest worden aangemerkt, waarop een bijzonder tarief van toepassing zou zijn.
Het Hof stelde vast dat belanghebbende, gedurende zijn dienstverband van 1979 tot 1997, 77 vakantiedagen niet had opgenomen. In 1996 besloot de werkgever deze situatie te saneren, wat resulteerde in de uitbetaling van f 22.000,-- in 1997. De Inspecteur had loonbelasting ingehouden op dit bedrag volgens het normale progressieve tarief. Belanghebbende betoogde dat het bedrag onder het bijzondere tarief van artikel 57 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 viel, omdat het een vergoeding betrof voor gederfde inkomsten.
Het Hof oordeelde dat de uitkering van f 22.000,-- niet als gederfde of te derven inkomsten kon worden aangemerkt volgens artikel 31, lid 1, van de Wet. Dit oordeel werd ondersteund door een arrest van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat dergelijke vergoedingen terecht aan de inkomstenbelasting waren onderworpen volgens de progressieve tabel. Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 21 augustus 2002 gedaan door G.J. van Muijen, lid van de vierde enkelvoudige Belastingkamer, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier.