ECLI:NL:GHSHE:2002:AE8330
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- P.R. Feith
- J.C. Kranenburg
- W.H.B. den Hartog Jager
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak en ontvankelijkheid van het verzoek
Op 19 september 2002 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat op 20 augustus 2002 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen de rechters die op 15 mei 2002 een aantal klaagschriften ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering hadden behandeld. De verzoeker, die niet als verdachte in de onderliggende strafzaak was aangemerkt, stelde dat hij geen tijdige toegang had gehad tot de namen van de rechters en dat hij zijn verzoek tot wraking tijdig had ingediend. Tijdens de behandeling van het verzoek op 13 september 2002 werd de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, aangezien de verzoeker geen verdachte was in de zaak waarin hij de rechters wilde wraken.
Het hof overwoog dat op grond van artikel 512 Sv. een rechter kan worden gewraakt door de verdachte of het openbaar ministerie. De klager in een artikel 12 Sv.-procedure wordt echter niet genoemd, wat de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek in twijfel trok. De verzoeker gaf aan dat zijn verzoek zich beperkte tot de raadsheren die op 15 mei 2002 zitting hadden. Het hof concludeerde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verzoeker niet de status van verdachte had in de behandelde zaken.
De beslissing van het hof benadrukte het belang van onpartijdigheid van rechters, maar stelde ook dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen nadat een einduitspraak is gedaan. Het hof verklaarde het verzoek tot wraking van de rechters niet-ontvankelijk, en dit werd gedaan in de raadkamer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.