ECLI:NL:GHSHE:2002:AE8415

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Kl. 01.0236
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. Jurgens
  • A. Ficq
  • M. van der Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet vervolgen van flessentrekkerij en bevel tot vervolging

In deze zaak heeft klaagster op 12 mei 2000 aangifte gedaan van flessentrekkerij, gepleegd door beklaagde. De officier van justitie heeft op 8 oktober 2001 besloten om niet tot vervolging over te gaan. Klaagster heeft hierop op 30 oktober 2001 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof, dat op 31 oktober 2001 ter griffie is ingekomen. De advocaat-generaal heeft in een schriftelijk verslag op 12 juni 2002 geadviseerd om het beklag af te wijzen. Het klaagschrift is op 17 juli 2002 behandeld in raadkamer, waarbij klaagster niet is verschenen. Op 28 augustus 2002 is het klaagschrift opnieuw behandeld, waarbij beklaagde ook niet is verschenen. De advocaat-generaal heeft zich hierbij gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft de beslissing tot niet vervolging beoordeeld en overweegt dat het niet overgaan tot opsporing niet kan worden gerechtvaardigd door een gebrek aan recherchecapaciteit, vooral niet in zaken die niet als gering kunnen worden aangemerkt. Het hof benadrukt dat het rechtssysteem moet voldoen aan de verwachtingen van slachtoffers en de samenleving. Gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van beklaagde voor vergelijkbare delicten, heeft het hof besloten het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen. De beslissing is genomen op 25 september 2002 door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Kl. 01.0236
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 september 2002
inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
over de beslissing van de officier van justitie tot het niet vervolgen van:
[beklaagde]
wonende te [woonplaats],
wegens flessentrekkerij.
De feitelijke gang van zaken.
Op 12 mei 2000 heeft klaagster aangifte gedaan van flessentrekkerij, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde.
Op 8 oktober 2001 is door de chef basiseenheid politie Limburg Noord aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd.
Hierop heeft klaagster op 30 oktober 2001 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van dit hof op 31 oktober 2001, met het verzoek de verlangde vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 12 juni 2002 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 17 juli 2002 is het klaagschrift in raadkamer van dit hof behandeld. Klaagster is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
Op 28 augustus 2002 is het klaagschrift in raadkamer van dit hof behandeld. Beklaagde is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft verklaard zich te refereren aan het oordeel van het hof.
Kl. 01.0236
De beoordeling.
Klaagster stelt dat zij slachtoffer is geworden van flessentrekkerij gepleegd door beklaagde.
Het hof overweegt naar aanleiding van de beslissing tot niet vervolging als volgt. Onder “algemeen belang” als bedoeld in artikel 167, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering kan niet worden gevat het niet overgaan tot opsporing in verband met te beperkte recherchecapaciteit in die zaken die niet als gering feit kunnen worden aangemerkt of waarin er geen bijzondere redenen zijn om van strafvervolging af te zien. In een rechtstaat dient het rechtssysteem zo te zijn ingericht dat inhoud kan worden gegeven aan de in de wet verankerde normen en aan de verwachtingen die slachtoffers van delicten en de samenleving als geheel aan de wet mogen ontlenen.
Gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit, de persoon van de beklaagde die reeds eerder meerdere malen terzake oplichting en flessentrekkerij werd veroordeeld en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, acht het hof termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, terzake van flessentrekkerij, nu niet de geringheid van het feit of bijzondere redenen, maar enkel het “gebrek aan opsporingscapaciteit en de aanwezigheid van andere zaken met hogere prioriteit” als redenen om van opsporing -en dus van vervolging- af te zien worden aangevoerd. Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat de “betere opsporingskansen” in andere zaken, welke mede als redengeving worden opgenoemd, in deze zaak niet gelden.
Kl. 01.0236
De beslissing.
Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Aldus gegeven door mr. Jurgens, als voorzitter,
mrs. Ficq en Van der Eerden, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. Waals, als griffier,
op 25 september 2002