ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3681
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Muijen
- R.O.J.M. de Windt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ondernemerschap in de inkomstenbelasting voor thuiswerkzaamheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2002 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, een gehuwde vrouw, in geschil was met de Inspecteur over de vraag of zij een onderneming dreef met haar thuiswerkzaamheden. Belanghebbende had in 1995 inkomsten uit arbeid genoten van fl. 8.610,-- en daarnaast thuiswerkzaamheden verricht voor Sportief Y B.V., waarbij zij bokszakken in elkaar naaide. De inkomsten uit deze werkzaamheden bedroegen fl. 6.120,--, met een aftrek van fl. 1.340,-- aan kosten, wat resulteerde in een winst uit onderneming van fl. 4.780,--. De Inspecteur betwistte echter dat er sprake was van ondernemerschap, en het Hof diende te beoordelen of belanghebbende voldeed aan de criteria voor ondernemerschap zoals vastgelegd in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij een onderneming dreef. De werkzaamheden waren niet duurzaam en de omvang was te beperkt. Bovendien ontbraken investeringen en was er geen bekendheid aan de werkzaamheden gegeven. Het Hof concludeerde dat de thuiswerkzaamheden niet als zelfstandig beroep konden worden aangemerkt, en dat belanghebbende derhalve geen recht had op de zelfstandigen- en startersaftrek. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat er geen termen waren om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien de Inspecteur geen aanspraak had gemaakt op vergoeding.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door G.J. van Muijen, lid van de vierde enkelvoudige Belastingkamer, en R.O.J.M. de Windt, griffier. Belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak was een griffierecht verschuldigd van € 68,07 voor zowel belanghebbende als het bestuursorgaan.