ECLI:NL:GHSHE:2002:AF5170
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- B. Bod
- A. Kranenburg
- S. Smeenk-Van der Weijden
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en procespartij in hoger beroep na meerderjarigheid
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2002, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap BOUWBEDRIJF [APPELLANTE] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank te Maastricht van 5 april 2001. De zaak draait om een incident waarbij [vertegenwoordigde], een 13-jarige jongen, op 26 mei 1996 oogletsel opliep op een bouwterrein beheerd door [appellante]. De moeder van [vertegenwoordigde], [geïntimeerde] qq, had [appellante] in eerste aanleg gedagvaard wegens onrechtmatig nalaten, wat resulteerde in een toegewezen vordering voor schadevergoeding.
[Appellante] heeft in hoger beroep de dagvaarding gericht aan [geïntimeerde] qq, terwijl [vertegenwoordigde] op 11 januari 2001 meerderjarig werd en dus als formele procespartij moest worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de dagvaarding in hoger beroep niet correct was, maar dat dit een kennelijke vergissing betreft die kan worden hersteld zonder dat dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van [appellante]. Het hof gelast [appellante] om [vertegenwoordigde] op te roepen voor de terechtzitting, zodat hij de procedure kan overnemen.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de mogelijkheid om vergissingen in de procesvoering te corrigeren. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 23 juli 2002 voor het inbrengen van het oproepingsexploot.