typ. BH
rolnr. C9900491/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 16 mei 2002,
gewezen in de zaak van:
1. [APPELLANT 1],
2. [APPELLANT 2],
hierna: [appellant] c.s.,
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
procureur: mr. R.J.A. Slag,
de rechtspersoonlijkheid bezittende
NEDERLANDSE PROVINCIE VAN DE ORDE DER MINDERBROEDERS,
hierna: de Orde,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
procureur: mr. J.E. Benner,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest
van 6 december 2001 in het hoger beroep tegen de door
de rechtbank te Roermond onder nummer 22283/HAZA 97-660 gewezen vonnissen van 6 november 1997, 13 augustus 1998
en 4 maart 1999.
6. Het tussenarrest van 6 december 2001
Bij genoemd arrest is de zaak in principaal appel naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de deskundigenbenoeming c.a. en is in principaal en incidenteel appel iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
Beide partijen hebben in principaal appel een akte na tussenarrest genomen en de Orde heeft daarna nog een antwoordakte na tussenarrest genomen. Het hof heeft de akte van [appellant] c.s. en de antwoordakte van de Orde niet in het procesdossier van [appellant] c.s. aangetroffen.
Vervolgens hebben partijen uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1. De Orde meent dat drie deskundigen benoemd dienen te worden teneinde de objectiviteit van de rapportage te waarborgen en het risico van een te persoonlijke opvatting te minimaliseren en heeft de heren [deskundige 1] en [deskundige 2], beiden beëdigd makelaar, voorgedragen als deskundige.
[appellant] c.s. menen dat met één deskundige volstaan kan worden.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraagstelling aan de deskundige(n).
8.2. De vraagstelling betreft grotendeels een feitenonderzoek. Om desondanks de objectiviteit zoveel mogelijk te waarborgen zal het hof twee deskundigen benoemen, te weten de door de Orde voorgestelde makelaars, nu [appellant] c.s. hebben ingestemd met de benoeming van de heer [deskundige 2] en geen bezwaar hebben gemaakt tegen de benoeming van de heer [deskundige 1].
8.3. De vraagstelling aan de deskundigen luidt als volgt:
Wilt u met inachtneming van hetgeen in het tussenarrest van 6 december 2001 in r.o. 4.5. t/m 4.8. is overwogen een feitenonderzoek doen aan de hand van de volgende vragen:
Wordt het type huizen, soortgelijk aan de huizen die naast de percelen van [appellant] c.s. zijn gebouwd, in de regio Midden-Limburg heden ten dage op
de woningmarkt als "herenhuis" aangeboden?
Zo ja, is dit regel of uitzondering?
Wilt u uw antwoorden documenteren met een zo compleet mogelijk overzicht van het aanbod van het bedoelde type in de regio Midden-Limburg over een periode van zes maanden voorafgaande aan de datum van dit arrest, voorzien van de bijbehorende advertenties?
Welke overige opmerkingen wenst u te maken?
8.4. Het voorschot is door de deskundigen begroot op
€ 2.000,=. Dit voorschot wordt, zoals bij tussenarrest reeds werd overwogen, ten laste van de Orde gebracht.
8.5. De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de procureurs op te vragen. De procureur die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de procureur van de wederpartij. De deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
in principaal en incidenteel appel
8.6. In afwachting van het deskundigenrapport wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in onderdeel 8.3. van dit arrest geformuleerde vraagstelling;
benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vraagstelling:
de heer [deskundige 1],
werkzaam bij makelaarskantoor [makelaarskantoor 1],
[adres], [postcode] te [plaats],
tel. [telefoonnummer];
de heer [deskundige 2],
werkzaam bij [makelaarskantoor 2],
[adres], [postcode] te [plaats],
tel. [telefoonnummer].
verzoekt de deskundigen een schriftelijk en met redenen omkleed gezamenlijk bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat het voorschot is ontvangen en dat met het onderzoek kan worden aangevangen;
verzoekt de deskundigen tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen
op het door de deskundigen begrote bedrag van in totaal € 2.000,=;
bepaalt dat de Orde genoemd voorschot zal overmaken naar rekeningnummer 192325787 ten name van DS 536 Arrondissement Den Bosch;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest en van het tussenarrest van 6 december 2001 aan de deskundigen zal toezenden;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door dezen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 15 oktober 2002 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van de Orde;
op het principaal en het incidenteel appel
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, Kranenburg en Smeenk-Van der Weijden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 mei 2002.