ECLI:NL:GHSHE:2002:AF9532

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.001002.02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Otten
  • A. van Zon
  • J. Tappenbeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis in hoger beroep inzake poging tot afpersing met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 23 april 2002. De verdachte was veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning door middel van braak was verkregen. Het hof heeft het beroepen vonnis vernietigd, maar enkel voor wat betreft de kwalificatie van het bewezen verklaarde. Het hof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaring moet worden aangepast naar de kwalificatie van 'poging tot afpersing, meermalen gepleegd, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning'. De strafoplegging in eerste aanleg, inclusief de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, is door het hof bevestigd.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van zowel de getuige als de medeverdachte beoordeeld. Ondanks de wisselende details in hun verklaringen, heeft het hof geen aanwijzingen gevonden die de betrouwbaarheid van deze verklaringen in twijfel trekken. De verdediging heeft betoogd dat de getuigen mogelijk een derde persoon wilden beschermen, maar het hof heeft hiervoor geen concrete aanknopingspunten gevonden in het dossier.

Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing genomen om het beroepen vonnis te vernietigen voor de kwalificatie, maar het vonnis voor de rest te bevestigen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof en is een belangrijke uitspraak in het kader van strafrechtelijke procedures.

Uitspraak

parketnummer : 20.001002.02
uitspraakdatum : 22 oktober 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 23 april 2002 in de strafzaak onder parketnummer 04/610092-01 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betref de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De kwalificatie behoort te luiden als hieronder vermeld.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht.
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof overweegt in dit verband nog het navolgende.
Ondanks de op details wisselende verklaringen, afgelegd door getuige [getuige] en getuige, tevens medeverdachte, [medeverdachte], is het hof van oordeel, dat de betrouwbaarheid van de afgelegde getuigenverklaringen in essentie daardoor niet is aangetast.
Het hof heeft ook overigens noch in het procesdossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting aanwijzingen gevonden voor feiten of omstandigheden die verdachte daadwerkelijk ontlasten dan wel op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van genoemde [getuige] en [medeverdachte] zou moeten worden getwijfeld.
Voorzover de raadsman heeft betoogd dat getuigen [getuige] en [medeverdachte] een niet nader genoemde, derde persoon hebben willen beschermen, heeft het hof daarvoor noch in de zich in het dossier bevindende stukken noch uit het onderzoek ter terechtzitting concrete aanknopingspunten gevonden.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 24c, 27, 36f, 45, 63, 312, 317van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de kwalificatie van het bewezen verklaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
"Poging tot afpersing, meermalen gepleegd, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak."
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Koster-Vaags, als voorzitter
Mrs. Otten en Van Zon, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Tappenbeck, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 oktober 2002.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
rolnummer: 20.001002.02
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda
Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 23 april 2002 ter zake van:
"Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak",
veroordeeld tot:
vier jaar gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
met toewijzig van de vorderingen van de benadeelde partijen en veroordeling van verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van EUR 1.815, 12 met bepaling dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan,
met oplegging van de verplichting aan verdachte om aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1.815,12, subsidiair 36 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft,
met bepaling dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.815,12 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmede de verp;ichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen),
met veroordeling van verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van EUR 1.134,45 met bepaling dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan,
met oplegging van de verplichting aan verdachte om aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1.134,45, subsidiair 22 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft,
met bepaling dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.134,45 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wilzeggen: indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmede de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen),
met veroordeling van verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partrijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak en de invordering van voormeld bedrag al;snog te maken, tot 23 april 2002 begroot op nihil;
en met vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard;