In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst inzake de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag, die was gebaseerd op een belastbaar inkomen van fl. 315.403,=. De Inspecteur handhaafde deze aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot fl. 105.803,=. De Inspecteur werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 januari 2003, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde, alsook de Inspecteur aanwezig waren.
Tijdens de zitting kwamen partijen tot overeenstemming over de vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen van fl. 145.803,=. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak en gelastte de Inspecteur om het griffierecht van fl. 85,= aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2003, met de mogelijkheid voor partijen om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.