ECLI:NL:GHSHE:2003:AF2943

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R200100157
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Teeffelen
  • J. Lamers
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzage- en blokkaderecht in deskundigenonderzoek na verkeersongeval

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van Levob Schadeverzekering N.V. tegen een eerdere beschikking van het hof van 8 augustus 2001. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 november 2002, waarbij de raadsman van Levob werd gehoord, terwijl de raadsman van de vrouw niet aanwezig was. Levob heeft het hof verzocht te interveniëren in een geschil over het inzage- en blokkaderecht van de vrouw, die zich beroept op artikel 7:464 lid 2 sub b juncto 7:446 lid 5 BW. Levob verzet zich tegen dit verzoek, omdat zij van mening is dat de vrouw in strijd met de goede procesorde handelt door op dit late moment belemmeringen op te werpen die de deskundige verhinderen zijn werk te doen.

Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het inzage- en blokkaderecht zoals geregeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW niet van toepassing is op het deskundigenonderzoek dat door het hof is gelast. Het hof oordeelt dat de vrouw geen beroep kan doen op dit recht, omdat de aard van de rechtsbetrekking tussen de deskundige en de vrouw zich daartegen verzet. De vrouw heeft de vrijheid om al dan niet mee te werken aan het onderzoek, maar het hof kan hieruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht. De beslissing van het hof is dat het inzage- en blokkaderecht niet van toepassing is op het deskundigenonderzoek, en de overige grieven van Levob behoeven geen verdere behandeling.

Deze beschikking is gegeven door de rechters M. van Teeffelen, J. Lamers en A. van der Linden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2003. De zaak betreft een voorlopig deskundigenonderzoek naar de medische beperkingen van de vrouw, die voortvloeien uit een verkeersongeval op 13 augustus 1994. De deskundige die is benoemd is prof. dr. [Y], psychiater.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
Levob Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudend te Leusden,
appellante,
nader te noemen Levob,
procureur mr. J.E. Lenglet,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te X,
geïntimeerde,
nader te noemen [de vrouw],
procureur mr. J. van Zinnicq Bergmann.
Als vervolg op de op 8 augustus 2001 door het hof tussen partijen gegeven beschikking.
10. De beschikking van 8 augustus 2001
Bij die beschikking heeft het hof een voorlopig deskundigenonderzoek gelast met betrekking tot de aan het op 13 augustus 1994 plaatsgevonden verkeersongeval toerekenbare medische beperkingen van [de vrouw], op grond van de in die beschikking opgenomen vraagstelling. Tot deskundige is benoemd prof. dr.
[Y], psychiater te [Z].
11. De verdere loop van het geding in hoger beroep
11.1. Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- een fax van 1 november 2002 van de raadsvrouw van Levob;
- een brief van 11 november 2002 van de raadsvrouw van Levob;
- een brief met bijlage van 14 november 2002 van de raadsman van [de vrouw];
- een fax van 19 november 2002 van de raadsvrouw van Levob;
- een fax met bijlage van 20 november 2002 van de raadsman van [de vrouw];
- een fax van 25 november 2002 van de raadsman van [de vrouw];
- een fax van 25 november 2002 van de raadsvrouw van Levob;
- een fax met bijlage van 25 november 2002 van de raadsman van [de vrouw];
- een fax met bijlage van 28 november van de raadsman van [de vrouw].
11.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2002. Bij die gelegenheid is de raadsman van Levob gehoord. De raadsman van [de vrouw] is niet verschenen.
12. De verdere beoordeling
12.1. Bij fax van 1 november 2002 heeft Levob aangegeven dat [de vrouw] de deskundige heeft benaderd en hem heeft verzocht om, in afwijking van de opdracht van het hof, de conceptrapportage in eerste instantie alleen aan [de vrouw] toe te zenden, dus zonder dat ook de rechter of medisch adviseur van Levob van de conceptrapportage kennis kan nemen. [De vrouw] beroept zich op het inzage- en blokkaderecht zoals geregeld in artikel 7:464 lid 2 sub b juncto 7:446 lid 5 BW. Levob verzet zich uitdrukkelijk tegen dit verzoek van [de vrouw].
12.2. Gelet op de ontstane situatie verzoekt Levob het hof te interveniëren en een comparitie van partijen te gelasten teneinde te onderzoeken of de ontstane impasse kan worden doorbroken en -zo nodig- een beslissing hierover te nemen.
12.3. Blijkens de brief met bijlage van 14 november 2002 in samenhang met de faxen met bijlagen van respectievelijk 20, 25 en 28 november 2002 beroept [de vrouw] zich op voornoemd inzage- en blokkaderecht. Het hof leest hierin dat [de vrouw] zich niet verzet tegen het feit dat het door haar gestelde inzage- en blokkaderecht thans onderwerp van geschil is. Het gaat bovendien om een geschilpunt, dat rechtstreeks van invloed is op de totstandkoming van het voorlopig deskundigenonderzoek. Derhalve acht het hof Levob ontvankelijk in haar verzoek als vermeld onder 12.2.
12.4.1. Levob is van oordeel dat het in strijd met de regels van de goede procesorde is dat [de vrouw] pas in dit stadium van de zaak belemmeringen opwerpt die de deskundige verhinderen zijn werk te doen en voorafgaand aan de beschikking van 8 augustus 2001 met geen woord heeft gerept over het door haar gestelde inzage- en blokkaderecht.
12.4.2. Voorts is Levob van oordeel dat voornoemde artikelen niet van toepassing zijn op de situatie waarin door een rechterlijke instantie een (voorlopig) deskundigenonderzoek is gelast, maar voornamelijk bedoeld zijn voor contractuele verhoudingen, zoals bijvoorbeeld een medisch onderzoek in het kader van een beoogde arbeidsrelatie of verzekeringsovereenkomst.
12.4.3. Verder is Levob van mening dat het artikel 7:464 lid 2 sub b BW een uitgestelde inwerkingtreding heeft ten gevolge waarvan [de vrouw] daar
thans -nog- geen beroep op toekomt.
12.4.4. Ten slotte stelt Levob dat [de vrouw] de waarheidsvinding belemmert door de gang van zaken te frustreren en mogelijk te blokkeren. Het is ongerijmd dat [de vrouw] enerzijds een aanzienlijke claim indient en anderzijds niet meewerkt bij de beoordeling van deze claim.
12.5. Het hof oordeelt als volgt. Op het voorlopig deskundigenonderzoek zijn de artikelen 7:446 lid 5 BW en 7:464 BW van toepassing. Volgens artikel 7:446 lid 5 BW is er tussen de deskundige en [de vrouw] geen sprake van een overeenkomst inzake geneeskundige behandeling. Immers, de deskundige beoordeelt de gezondheidstoestand van [de vrouw], verricht in opdracht van het hof, in verband met de vaststelling van aanspraken (van [de vrouw] jegens Levob) of verplichtingen (van Levob jegens [de vrouw]).
Indien in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verricht, bepaalt artikel 7:464 lid 1 BW dat afdeling 5 van titel 7 van boek 7 BW van overeenkomstige toepassing is "voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet".
Artikel 7:464 lid 2 sub b bepaalt verder dat de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft in de gelegenheid wordt gesteld mee te delen of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen en, zo ja, of hij daarvan als eerste wenst kennis te nemen teneinde te kunnen beslissen of daarvan mededeling aan anderen wordt gedaan.
12.6. Artikel 7:446 lid 5 BW staat in de in artikel 7:464 lid 1 BW aangehaalde afdeling 5 van titel 7 van boek 7 BW. Ook artikel 7:464 lid 2 staat in deze afdeling. De aard van de rechtsbetrekking tussen de deskundige [Y] en [de vrouw], welke rechtsbetrekking op zich genomen valt onder de definitie van artikel 7:446 lid 5, verzet zich echter naar het oordeel van het hof tegen de toepassing van artikel 7:464 lid 2. Wanneer de rechter een deskundigenonderzoek gelast, ambtshalve of op verzoek van partijen, kan de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft niet verhinderen dat het rapport van de
arts-deskundige aan de opdrachtgever wordt uitgebracht.
Op de onderhavige situatie is daarentegen wél het artikel 198 lid 3 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Op grond van dit artikel zijn partijen verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
Dit betekent dat [de vrouw] geen beroep kan doen op het door haar vermeende inzage- en blokkaderecht zoals geregeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW. Zij heeft hoogstens de vrijheid om al dan niet aan het onderzoek mee te werken, waarna het aan de rechter is om hieraan consequenties te verbinden.
12.7. Nu het hof concludeert dat het inzage- en blokkaderecht zoals geregeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW op de onderhavige situatie, waarin door het hof een deskundigenonderzoek is gelast, niet van toepassing is, behoeven de overige grieven van Levob geen behandeling. Het hof zal als volgt beslissen.
13. De beslissing
Het hof:
bepaalt dat het inzage- en blokkaderecht zoals geregeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW op het onderhavige voorlopig deskundigenonderzoek niet van toepassing is.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Teeffelen, Lamers en Van der Linden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.