ECLI:NL:GHSHE:2003:AF3213

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG C0101139-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Feith
  • M. de Groot-van Dijken
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de Gemeente Eindhoven tegen Combinet Personenvervoer B.V. inzake vergoeding voor niet-medische begeleiders en rolstoeltoeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 januari 2003 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Gemeente Eindhoven tegen Combinet Personenvervoer B.V. De zaak betreft een geschil over de vergoeding voor niet-medische begeleiders en rolstoeltoeslagen in het kader van een overeenkomst die in juni 2000 werd gesloten na een Europese aanbesteding voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem (CVV) voor gehandicapten. De gemeente had bij exploot van 5 december 2001 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de president van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 27 november 2001, waarin de subsidiaire vordering van Combinet was toegewezen. Combinet vorderde onder andere een verklaring voor recht dat zij recht had op een aanvullende vergoeding voor niet-medische begeleiders en een schadevergoeding.

Het hof oordeelde dat de kans dat de bodemrechter het standpunt van Combinet zou honoreren gering was. Het hof stelde vast dat Combinet, door de overeenkomst van juni 2000 te ondertekenen, had ingestemd met de letterlijke tekst van het bestek, waarin geen recht op aanvullende vergoedingen was opgenomen. De gemeente had eerder wel vergoedingen betaald, maar dit was volgens het hof niet in overeenstemming met de overeenkomst. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Combinet af, waarbij het ook de gemeente in het gelijk stelde en Combinet veroordeelde tot terugbetaling van eerder ontvangen bedragen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele afspraken en de gevolgen van het niet naleven daarvan. Het hof concludeerde dat de gemeente niet gehouden was om de door Combinet gevorderde vergoedingen te betalen, aangezien deze niet waren overeengekomen in de contracten. De uitspraak is van belang voor de rechtsverhouding tussen gemeenten en aanbieders van zorg- en vervoersdiensten, vooral in het kader van aanbestedingen en contractuele verplichtingen.

Uitspraak

typ. AD
rolnr. KG C0101139/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 7 januari 2003,
gewezen in de zaak van:
de GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelende te Eindhoven,
appellante,
procureur: mr. M.T.C.A. Smets,
t e g e n :
de besloten vennootschap COMBINET PERSONENVERVOER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Eindhoven,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.J.C.M. Groenen,
op het hoger beroep van appellante (de gemeente) tegen het vonnis van de president van de rechtbank te
's-Hertogenbosch van 27 november 2001, onder rolnr. 72159/KG ZA 01-0717 gewezen tussen geïntimeerde (Combinet) als eiseres en de gemeente als gedaagde.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Bij voormeld vonnis heeft de president de subsidiaire vordering van Combinet toegewezen en de gemeente veroordeeld tot betaling aan Combinet van een bedrag van f 290.000,-- met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
De gemeente heeft bij exploot van 5 december 2001 tijdig hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis.
Bij memorie van grieven heeft zij daartegen onder overlegging van producties een grief aangevoerd, met conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vordering van Combinet zal afwijzen
2. Combinet zal veroordelen tot terugbetaling van f 290.000,-- met wettelijke rente vanaf 30 november 2001,
3. Combinet zal veroordelen tot terugbetaling van de proceskosten van f 2.500,-- met wettelijke rente vanaf 30 november 2001,
4. Combinet zal veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Combinet heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, waarvan beroep, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het hoger beroep. Beide partijen hebben daarop schriftelijk gepleit en een pleitnota in het geding gebracht.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het beroep
De grief van de gemeente luidt, dat de president ten onrechte de subsidiaire vordering van Combinet heeft toegewezen en haar ten onrechte tot betaling heeft veroordeeld als in het dictum van het vonnis weergegeven.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Nu er geen grief is gericht tegen de door de president onder r.o. 2 van zijn vonnis vermelde vaststaande feiten gaat ook het hof van die feiten uit.
4.2. Dit geschil betreft zakelijk weergegeven het navolgende.
In juni 2000 hebben de gemeente (en dertien andere gemeenten en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, SRE) en Combinet, na Europese aanbesteding, een overeenkomst gesloten ter uitvoering door Combinet van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem (CVV) voor het vervoer van gehandicapten. Daaraan lag een Bestek CVV voor het SRE-gebied ten grondslag. In dat bestek staat onder "Gebruikersgroep" onder meer vermeld:
"Wvg-ers (Wvg = Wet Voorzieningen Gehandicapten, hof) die geen medische begeleiding voor hun verplaatsing nodig hebben, kunnen ook iemand anders......meenemen. Deze persoon wordt door de aanbieder tegen het normale reizigerstarief vervoerd. Voor deze personen ontvangt de aanbieder geen aanvullende vergoeding."
Onder het hoofdje "Reizigersbijdragen" staat een tabel opgenomen waarboven staat dat de volgende "reizigersbijdragen" worden gehanteerd: volgt een tariefstelling met een aantal zones van 1-6 en een "tarief WVG'ers" van f 1,50 tot f 5,25.
Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van juni 2000 hebben op 17, 20, 27 april en 10 mei 2000 besprekingen plaatsgevonden tussen Combinet en de gemeente/SRE, waarbij onder meer het tarief voor niet-medische begeleiders aan de orde is geweest en waarbij is besproken dat Combinet kennelijk het "reizigerstarief" anders interpreteert dan de gemeente/SRE. De gemeente heeft zich expliciet op het standpunt gesteld dat voor deze begeleiders geen aanvullende vergoeding door de gemeente verschuldigd is, terwijl Combinet stelt dat de gemeente haar voor deze begeleiders de volledige ritprijs verschuldigd is. Op 10 mei 2000 is uiteindelijk afgesproken dat SRE een concept-contract zal toezenden waarin staat aangegeven dat sociale begeleiders reizen tegen Wvg-tarief zoals SRE dat interpreteert. Combinet kon dat contract dan al dan niet onder protest tekenen.
In de aanhef van het contract tussen partijen van medio 2000 staat, dat tijdens de contractonderhandelingen is gebleken dat partijen van mening verschillen over het tarief voor de niet-medische begeleider, en dat met het ondertekenen van de overeenkomst die discussie wordt afgesloten en wordt aangesloten bij de letterlijke tekst van het bestek.
Combinet heeft bij de gemeente steeds ook een vergoeding voor niet-medische rolstoelbegeleiders en een rolstoeltoeslag in rekening gebracht. Deze vergoedingen en toeslagen zijn tot april 2001 door de gemeente betaald en sindsdien geweigerd.
Bij brieven van 25 april 2001 (met betrekking tot de rolstoeltoeslag) en 5 en 11 juni 2001 (met betrekking tot de vergoeding voor niet-medische begeleiders) heeft de gemeente dat aan Combinet medegedeeld en heeft zij gesteld dat in het verleden onverschuldigde betalingen aan Combinet zijn verricht.
Bij beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 april 2001 is aan Combinet voorlopige surseance van betaling verleend. Deze surseance is inmiddels weer ingetrokken.
Op 18 april 2001 hebben partijen een nieuwe overeenkomst gesloten overeenkomstig de voorwaarden en bedingen van de overeenkomst uit juni 2000, met dien verstande dat de zonetarieven met enige terugwerkende kracht naar boven werden aangepast. Per 1 januari 2002 is de overeenkomst tussen partijen beëindigd.
Bij dagvaarding van 31 augustus 2000 heeft Combinet een bodemprocedure tegen de gemeente aanhangig gemaakt. Daarin vordert Combinet, kort weergegeven, (1) een verklaring voor recht dat het verstrekken van onjuiste gegevens door de gemeente aan Combinet met betrekking tot de omvang van het in geding zijnde vervoer een onrechtmatige daad/wanprestatie oplevert, (2) een verklaring voor recht dat Combinet voor medisch niet-noodzakelijke begeleiders aan de gemeente een aanvullende Wvg-vergoeding in rekening mag brengen, en (3) een schadevergoeding, op te maken bij staat. De tweede vordering betreft mitsdien dezelfde kwestie als in dit kort geding aan de orde is, terwijl in dit kort geding bovendien, anders dan in de bodemzaak, de rolstoelvergoeding onderwerp van discussie is.
In de bodemzaak is nog geen onherroepelijke uitspraak gedaan, aldus Combinet in haar memorie van antwoord van 7 mei 2002.
4.3. Partijen hebben in dit kort geding geen uitspraak in de bodemprocedure, al dan niet onherroepelijk, overgelegd, zodat het hof in dit kort geding zich daarnaar niet kan richten.
Het hof zal derhalve een inschatting moeten maken van de kans dat het door Combinet in kort geding gevorderde door de bodemrechter zal worden toegewezen, althans voor dat deel van de vordering in kort geding dat identiek is aan hetgeen Combinet in de bodemprocedure vordert.
4.4. Er is niet gesteld of gebleken dat Combinet de overeenkomst van medio 2000 onder protest heeft ondertekend, zodat ervan uitgegaan moet worden dat dat niet het geval is.
4.5. Combinet baseert haar vordering in dit geding op de omstandigheid dat de gemeente, naar Combinet zelf stelt in afwijking van de letterlijke tekst van de overeenkomst uit 2000, tot april 2001 een vergoeding heeft betaald voor niet-medische begeleiders, alsmede een rolstoeltoeslag. Op grond daarvan mocht Combinet er naar zij stelt bij het sluiten van de overeenkomst van 18 april 2001 van uit gaan dat deze toeslagen door de gemeente zouden worden doorbetaald als voorheen. Combinet acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als de gemeente dat vanaf april 2001 niet meer zou doen. Dat de gemeente pas na 18 april 2001 heeft ontdekt dat zij, naar zeggen van de gemeente, onverschuldigd heeft betaald komt voor rekening van de gemeente, aldus Combinet.
4.6. Het hof is van oordeel dat de kans dat de bodemrechter dit standpunt van Combinet zal honoreren, gering moet worden geacht.
Combinet gaat er ook zelf, blijkens haar inleidende dagvaarding en haar pleitnota in eerste aanleg, van uit dat zij op grond van de letterlijke tekst van de overeenkomst van juni 2000 geen recht heeft op een aanvullende vergoeding voor niet-medische begeleiders en een rolstoeltoeslag. Blijkens de hierboven weergegeven aanhef van die overeenkomst, die Combinet zonder meer heeft ondertekend, wordt nog eens uitdrukkelijk vastgesteld dat partijen aansluiten bij die letterlijke tekst en dat partijen de voorafgaande discussie, waarin Combinet tevergeefs heeft getracht de visie die zij ook in dit kort geding verwoordt, bij de gemeente ingang te doen vinden, daarmee afsluiten.
Desondanks heeft Combinet de gemeente facturen toegezonden waarop zij de vergoeding voor niet-medische begeleiders en de rolstoeltoeslag wèl in rekening bracht. Gelet op de voorgeschiedenis moet Combinet toen, naar het voorlopig oordeel van het hof, beseft (kunnen) hebben dat zij daarmee niet-overeengekomen en zelfs uitdrukkelijk afgewezen bedragen in rekening bracht. Aan de omstandigheid dat de gemeente, kennelijk door communicatiestoornissen en/of gebrek aan controle, deze bedragen toch geruime tijd heeft betaald kan Combinet niet in redelijkheid het vertrouwen hebben ontleend dat de gemeente zich alsnog, stilzwijgend, akkoord had verklaard met de eerder door de gemeente zeer expliciet afgewezen vergoedingen. Toen in april 2001 een nieuwe overeenkomst werd gesloten op dezelfde voorwaarden en bedingen als de overeenkomst van juni 2000, kon Combinet er derhalve in redelijkheid niet van uit gaan dat deze overeenkomst een vergoeding bevatte voor niet-medische begeleiders en een rolstoeltoeslag; de overeenkomst van juni 2000 bevatte dit naar het voorlopig oordeel van het hof ook niet.
Het is mitsdien naar het voorlopig oordeel van het hof niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de gemeente, zodra zij haar vergissing bemerkte, deze toeslag niet meer heeft betaald. Dat de gemeente haar vergissing pas na het sluiten van de overeenkomst van 18 april 2001 ontdekte komt niet, zoals Combinet bepleit, voor haar rekening in die zin dat zij deze, ondanks het feit dat de vergoedingen niet zijn overeengekomen, toch verschuldigd zou zijn; Combinet heeft door welbewust, immers in strijd met de uitkomst van een duidelijke discussie met de gemeente daarover, facturen met niet-overeengekomen vergoedingen te sturen de vergissing van de gemeente als het ware uitgelokt. Dat haar door een gemeenteambtenaar te verstaan zou zijn gegeven dat zij op deze wijze zou mogen factureren is gemotiveerd weersproken en daarop kan in het kader van een kort geding, daargelaten de vraag of Combinet op een uitlating als door haar gesteld zou hebben mogen afgaan, niet nader worden ingegaan.
4.7. De grief van de gemeente slaagt derhalve. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en de vordering van Combinet alsnog afwijzen.
Nu aan de subsidiaire en de primaire vordering van Combinet hetzelfde ten grondslag is gelegd is uiteraard ook de primaire vordering niet voor inwilliging vatbaar.
Ook de vordering van de gemeente tot terugbetaling van de door haar betaalde hoofdsom en de proceskosten, beide met rente, zijn als sequeel van de vernietiging van het vonnis toewijsbaar.
4.8. Combinet zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
5. Uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van de president van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 27 november 2001, onder rolnr. 72159/KG ZA 01-0717 tussen partijen gewezen, en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Combinet af;
veroordeelt Combinet tot terugbetaling aan de gemeente van een bedrag van € 131.596,30 (f 290.000,--) alsmede een bedrag van € 1.134,50 (f 2.500,--), beiden te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 november 2001 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Combinet in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, voor zover tot op heden aan de zijde van de gemeente gevallen en begroot op € 193 voor verschotten en € 703 voor salaris procureur in eerste aanleg en op € 4.536,89 voor verschotten en € 1.542 voor salaris procureur in hoger beroep;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, De Groot-van Dijken en Fikkers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 januari 2003.