ECLI:NL:GHSHE:2003:AF3482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0000859-HE2
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rothuizen-Van Dijk
  • A. Meulenbroek
  • J. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake nalatenschap en erfdeelverdeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 januari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van een nalatenschap. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. R. van den Berg Jeths, had in een eerder tussenarrest de opdracht gekregen om een gedetailleerd overzicht van de activa en passiva van de nalatenschap te verstrekken. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door procureur mr. J.L.M. van Gastel, stelden dat de appellant niet aan deze verplichting had voldaan. Het hof constateerde dat de appellant onvoldoende concrete gegevens had aangeleverd, waardoor het hof genoodzaakt was om uit te gaan van de gegevens die door de geïntimeerden waren verstrekt.

Het hof beoordeelde de activa van de nalatenschap, waaronder een woning, inboedel, een personenauto, belastingteruggaaf en bankrekeningen. De waarde van de woning werd vastgesteld op ƒ 160.000,= en de totale activa op ƒ 195.698,90. De passiva bestonden uit een hypotheekschuld van ƒ 52.724,51. Het hof concludeerde dat de waarde van de nalatenschap per persoon ƒ 15.886,04 bedroeg, wat overeenkomt met € 7.208,77. Het hof oordeelde dat uitstel van uitkering van het wettelijk erfdeel niet gerechtvaardigd was en dat de vordering van de geïntimeerden in zoverre toewijsbaar was.

Daarnaast oordeelde het hof dat de proceskosten tussen partijen dienden te worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest werd uitgesproken ter openbare terechtzitting en vernietigde het eerdere vonnis voor zover aan de geïntimeerden meer was toegewezen dan het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

typ. AD
rolnr. C0000859/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 21 januari 2003,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. R. van den Berg Jeths,
t e g e n :
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. J.L.M. van Gastel,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 17 september 2002.
9. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld een aantal daarin nader aangeduide bescheiden in het geding te brengen.
[Appellant] heeft daarop een mapje met dagafschriften ter griffie gedeponeerd en bij akte een aantal producties in het geding gebracht. [Geïntimeerde] heeft een antwoordakte genomen.
Ten slotte hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
10. De verdere beoordeling
10.1 Het hof heeft in zijn tussenarrest van 17 september 2002 overwogen dat van [appellant] verlangd mag worden dat hij een realistisch, volledig en met bescheiden onderbouwd overzicht van alle activa en passiva van de nalatenschap in het geding brengt, vastgesteld dat nog niet was gebeurd en hem opnieuw in de gelegenheid gesteld dat alsnog te doen.
10.2 [Appellant] heeft hieraan wederom niet voldaan. De bescheiden die hij naar aanleiding van dit tussenarrest heeft gedeponeerd en overgelegd, hebben betrekking op de kwestie van de verzorgingsbehoefte, die in dat arrest al was afgedaan met de conclusie dat uitstel van het uitkeren van het wettelijk erfdeel niet gerechtvaardigd is (r.o. 7.4). Het hof ziet geen enkele aanleiding op deze conclusie terug te komen.
10.3 Nu [appellant] in gebreke is gebleven het verlangde overzicht te verstrekken, zal het hof, zoals aangekondigd (r.o. 7.6), uitgaan van de gegevens die in de loop van de procedure door [geïntimeerde] zijn verstrekt (afgezien van de waarde van de woning, inmiddels vastgesteld op ƒ 160.000,=, en de hoogte van de hypotheekschuld, per datum overlijden ƒ 52.724,51).
10.4 [Geïntimeerde] noemt in de conclusie van repliek als bestanddelen van de nalatenschap naast bedoelde woning (A) een levensverzekeringsuitkering (B), inboedel en personenauto (C), belastingteruggaaf (D) en vordering op voormalige schoonouders (E).
Concrete aanwijzingen voor het bestaan van de posten B en E zijn door [geïntimeerde] evenwel niet gegeven en ook uit de stukken niet gebleken. Hierover is derhalve onvoldoende gesteld, zodat het hof deze posten buiten beschouwing laat.
Met betrekking tot post C gaat [geïntimeerde] uit van een bedrag van in totaal ƒ 29.500,=. Het hof acht het verweer van [appellant] tegen de hoogte van deze post vanwege het ontbreken van een concrete opgave zijnerzijds onvoldoende gemotiveerd, zodat dit bedrag wordt aangehouden.
Post D ad ƒ 1.219,= is niet betwist, zodat dit bedrag wordt opgenomen.
Verder is uit de overgelegde dagafschriften gebleken dat het saldo van de betaalrekening [rekeningnummer 1] Rabobank per datum overlijden ƒ 448,90 bedroeg en het saldo van de girorekening [rekeningnummer 2] Postbank per die datum ƒ 4.531,=.
Van eventuele andere activa of passiva is het hof niet gebleken. In ieder geval is daarover door partijen onvoldoende concreets gesteld.
10.5 Op basis hiervan komt het hof tot de volgende opstelling:
- woning aan de [adres] te [plaats]: ƒ 160.000,=
- inboedel en personenauto: ƒ 29.500,=
- belastingteruggaaf: ƒ 1.219,=
- saldo betaalrekening [rekeningnummer 1] Rabobank ƒ 448,90
- saldo girorekening [rekeningnummer 2] Postbank ƒ 4.531,=
totaal activa ƒ 195.698,90
passiva: hypotheekschuld per datum overlijden ƒ 52.724,51
waarde gemeenschap per datum overlijden: ƒ 142.974,39
waarde nalatenschap [erflater] (1/2): ƒ 71.487,19
wettelijk erfdeel per persoon (2/9): ƒ 15.886,04
10.6 Op grond van hetgeen hierboven en in beide tussenarresten is overwogen, komt het hof tot de slotsom dat aan beide geïntimeerden als wettelijk erfdeel een bedrag van ƒ 15.886,04 (€ 7.208,77) toekomt en dat uitstel van het uitkeren hiervan niet gerechtvaardigd is, zodat hun vordering in zoverre toewijsbaar is. Voor zover bij het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] meer is toegewezen, dient dit vonnis vernietigd te worden.
10.7 Door [geïntimeerde] zijn verder geen feiten of omstandigheden aan zijn vordering ten grondslag gelegd die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat zijn in algemene termen gestelde bewijsaanbod als niet relevant gepasseerd dient te worden.
10.8 In aanmerking nemend het resultaat van de procedure en de tussen partijen bestaande aanverwantschap acht het hof compensatie van de proceskosten op zijn plaats, zowel in eerste aanleg (zoals ook door de rechtbank beslist) als in hoger beroep.
11. De beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij aan geïntimeerden ieder meer is toegewezen dan een bedrag van € 7.208,77 met de wettelijke rente daarover met ingang van twee weken na betekening van dat vonnis en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het meer of anders gevorderde;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
compenseert in hoger beroep de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-Van Dijk, Meulenbroek en Sterk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 januari 2003.