Partijen zijn verdeeld over tal van kwesties: welke precies de oorza(a)k(en) is of zijn geweest van het ontstaan van de brand en de omvang die deze heeft gekregen, en het (al dan niet ontbreken van) causaal verband tussen [geïntimeerde 2]'s werkzaamheden met de slijptol en het ontstaan van de brand. Betwist is ook waar de brand is ontstaan (in de spuitcabine of daarbuiten); of er sprake was van een open verbinding tussen de plaats waar [geïntimeerde 2] met de slijptol aan het werk was en de binnenzijde van de spuitcabine, dan wel dat de stalen dakplaten mechanisch op het kokerprofiel waren bevestigd en het kokerprofiel aan de binnendoos was bevestigd zodanig stijf tegen elkaar, dat er geen vonken in de ruimte onder de mastiekhoek konden geraken.
Omstreden is verder welke bouwtekening de juiste is (ook de diverse schetsen lopen uiteen), in welke richting [geïntimeerde 2] zijn slijpwerkzaamheden verrichtte en welke richting daarbij vrijkomende vonken volgden. Voorts is er verschil van mening over de vraag van welk materiaal de isolatie was, en of het isolatiemateriaal brandbaar of onbrandbaar was.
Over het aspect brand(on)veiligheid en waarschuwingen binnen het bedrijf van Bema lopen de standpunten, maar ook de getuigenverklaringen, evenzeer uiteen. Dat is ook het geval ten aanzien van de kwestie of het brandgevaar is ontstaan of is vergroot door de kort tevoren nog door een medewerker van Bema ([spuiter]) uitgevoerde spuitwerkzaamheden, en het mogelijk zijn blijven hangen in de spuitcabine van Bema van een vluchtige, brandbare damp na het afzetten van de afzuiginstallatie, en voorts of deze gevaren in dit geval kenbaar zijn geweest voor de personen die - op 12 juli 1995 in de avonduren, buiten de normale werktijd - op het dak aan het werk waren.
Het hof behoeft, alvorens verder te beslissen, omtrent dit alles het oordeel van een of meer onafhankelijke deskundige(n), en zal partijen in de gelegenheid stellen zich over het aantal en de persoon c.q. personen van de daartoe te benoemen deskundige(n) uit te laten en over de aan deze deskundige(n) voor te leggen vraagstelling. Het hof wenst aan de deskundige(n) in ieder geval de volgende vragen voor te leggen:
1. welke is/zijn naar Uw oordeel ten deze als oorzaak/oorzaken van de ten processe bedoelde brand op 12 juli 1995 aan te merken?
2. onderschrijft U de stelling van [geïntimeerde 2] - die heeft aangegeven dat hij de horizontale sneden voor de uitsparing alsmede schuine inslijpingen in de bovenhoeken, met de slijptol heeft gemaakt - dat het ter plaatse niet mogelijk was om verticale sneden met de slijptol te maken?
3. onderschrijft U de stelling van [geïntimeerde 2], dat geen alternatief voorhanden was (in de vorm van beitelen of knippen) gelet op de dikte van het materiaal en het aantal lagen?
4. was het redelijkerwijze mogelijk dat, bij het maken van horizontale sneden, dan wel bij het maken van schuine inslijpingen in de bovenhoeken, een vonkenregen onder de mastiekhoek (of elders onder de dakbeplating) terechtkwam?
5. [geïntimeerde 2] heeft aangegeven dat hij eerst de horizontale sneden heeft gemaakt, vervolgens de diagonale inslijpingen in de bovenhoek, waarna hij de slijptol heeft weggehaald om vervolgens de verticale stukken met de beitel weg te steken/snijden/hakken; dat hij vervolgens de loden uitloop in de sparing is gaan passen en tijdens die bezigheid (voor het eerst) een sissend, ploffend of als "woef" klinkend geluid hoorde.
Hoeveel tijd zal er naar ervaringsregels gelegen zijn geweest tussen het tijdstip dat hij de slijptol weglegde en de eerste aanwijzingen in de vorm van het hierboven genoemde geluid, alles uitgaande van de verklaring van [geïntimeerde 2]?
6. hoe was het dak - meer in het bijzonder: de aansluiting tussen het dak en de zijwand - geconstrueerd? Hoe was de mastiekhoek gesitueerd? Waren de dakplaten "luchtdicht" op de kokerprofielen eronder bevestigd? Konden vonken onder de dakplaten geraken? Konden er brandbare dampen uit de spuitcabine, en onder de mastiekhoek, geraken?
7. bevond zich onder de schuine mastiekhoek isolatiemateriaal, en was dit brandbaar?
8. in hoeverre is mogelijk of waarschijnlijk te achten, dat ondanks een eventueel tijdsverloop zoals hierboven bedoeld sub 5), de brand door vonken van de slijptol is veroorzaakt, zulks bijvoorbeeld doordat hierdoor isolatiemateriaal, dan wel dampen welke door dat isolatiemateriaal waren geabsorbeerd, zijn gaan branden of gaan smeulen met de brand in de spuitcabine tot gevolg?
9. indien er geen isolatiemateriaal of ander materiaal dat kon gaan branden of smeulen voorhanden was, in hoeverre is dan mogelijk of waarschijnlijk te achten dat, ondanks een tijdsverloop zoals hierboven bedoeld sub 5), de brand in de spuitcabine tot een vonkenregen van de slijptol kan worden herleid?
10. is er, en zo ja in hoeverre, met stelligheid causaal verband aan te nemen tussen de werkzaamheden van [geïntimeerde 2] met de slijptol en het ontstaan van de brand?
11. heeft, en zo ja in hoeverre, de zich na het afzetten van de afzuiginstallatie in de spuitcabine bevindende (brandbare) damp (mede) tot de brand geleid/kunnen leiden dan wel tot vergroting van de ernst en omvang daarvan?
12. indien er sprake is van meer dan één oorzaak, welk aandeel kan dan aan ieder van die oorzaken worden toegeschreven en welke invloed heeft dat gehad op de ontstane schade en de omvang daarvan?
13. gaf de dakconstructie van de bedrijfsruimte waarop de werkzaamheden van [geïntimeerde 1]/[geïntimeerde 2] plaatsvonden aanleiding tot het nemen van speciale maatregelen ten aanzien van de door [geïntimeerde 2] toegepaste werkmethode(s); welke zijn in het algemeen de maatregelen die getroffen dienen te worden bij het uitvoeren van werkzaamheden? Welke zijn in het algemeen de maatregelen dien getroffen dienen te worden bij het verrichten van werkzaamheden zoals die welke door [geïntimeerde 2] werden verricht?
14. zijn er nog verdere aspecten die U als deskundige voor deze zaak van belang acht?