ECLI:NL:GHSHE:2003:AF5482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003374.02 O.W.V.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Huurman-van Asten
  • Mrs. De Vries-Leemans
  • Mrs. Valkenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Breda. De veroordeelde, die thans gedetineerd is in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda, was betrokken bij cocaïnetransporten en werd geconfronteerd met een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had eerder op 20 augustus 2002 een uitspraak gedaan, waartegen de veroordeelde hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd op basis van de stukken van de eerste aanleg en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde geen verklaringen heeft afgelegd over zijn verdiensten bij de cocaïnetransporten. De rapporteur van de Regiopolitie Midden- & West-Brabant had aangenomen dat de veroordeelde een bedrag van fl. 10.000,- per transport had ontvangen, gebaseerd op de vergoedingen voor de koeriers. Echter, deze veronderstelling werd niet onderbouwd met wettig bewijs, waardoor het hof niet in staat was om de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten.

Uiteindelijk heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van een zorgvuldige rechtsgang en het waarborgen van de rechtsbescherming van de veroordeelde.

Uitspraak

parketnummer : 20.003374.02 O.W.V. - 1 -
uitspraakdatum : 25 februari 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
A R R E S T
op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak ex art. 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank te Breda van 20 augustus 2002 onder parketnummer 02/00121230-02, tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda,
hierna te noemen: veroordeelde.
Het hoger beroep
De veroordeelde heeft tijdig tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de veroordeelde naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
De beroepen beslissing zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
Veroordeelde is bij arrest van dit hof van 25 februari 2003 veroordeeld ter zake:
1. Primair:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van [pleegdatum] in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. Primair:
hij op [pleegdatum] te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk ongeveer 7.423,84 gram van een materiaal bevattende cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. Primair:
hij op [pleegdatum] te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van [pleegdatum] in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie samen met [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3] en [mededader 4] en [mededader 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de uitvoer van harddrugs naar Italië.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel -waaronder begrepen besparing van kosten- heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde.
Blijkens het rapport van de Regiopolitie Midden- & West-Brabant, Divisie Recherche, Bureau Financiële Recherche, met rapportnummer PL 2005-156-225, opgemaakt, gesloten en getekend op 7 juni 2002 door C.N. Oomen, inspecteur van politie Midden- & West-Brabant, werkzaam bij de Unit Recherche Expertise, Bureau Financiële Ondersteuning, is bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de rapporteur voornoemd uitgegaan van de verklaringen zoals deze door de verschillende betrokkenen zijn afgelegd.
Aangezien [veroordeelde] geen verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot zijn verdiensten bij de cocaïnetransporten, is de rapporteur voornoemd bij de bepaling van het door hem, [veroordeelde], verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van de veronderstelling dat, nu de koeriers van de cocaïnetransporten in totaal fl. 10.000,- per transport kregen (fl. 5.000,- per persoon), het aannemelijk is dat [veroordeelde] eveneens een bedrag van fl. 10.000,- per transport heeft gekregen.
Deze stelling wordt echter niet gestaafd met enig wettig bewijsmiddel, zodat het hof niet in staat is tot een schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het vorenstaande dient de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te worden afgewezen.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst af de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus beslist door mr. Huurman-van Asten, als voorzitter, en mrs. De Vries-Leemans en Valkenburg, als raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Kroes, als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2003.
parketnummer : 20.003374.02O.W.V.
datum uitspraak: 25 februari 2003
Wijst af de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
parketnummer : 20.003374.02O.W.V.
datum uitspraak: 25 februari 2003
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter
Mrs. De Vries-Leemans en Valkenburg, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Kroes, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 03
tijd : 10.30
rolnummer: 20.003374.02O.W.V.
verdachte:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te , ,
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda van 20 augustus 2002 ter zake van:
veroordeeld tot:
verplichting tot betaling aan de staat van vijfenveertigduizenddriehonderdachtenzeventig euro subsidiair eenhonderdzestig dagen, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;