ECLI:NL:GHSHE:2003:AF6844

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002650.01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Ficq
  • Mrs. Van de Loo
  • De Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot zware mishandeling met schending van het recht op verdediging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Roermond, waarbij de verdachte op 12 november 2001 werd veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling. De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat het recht op verdediging is geschonden, omdat de politierechter het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak zonder motivering heeft afgewezen. De verdachte had op 9 november 2001 contact opgenomen met zijn raadsman, die verzocht om aanhouding omdat hij niet over het strafdossier beschikte en verhinderd was om op de zitting aanwezig te zijn. Het hof overweegt dat de verdachte tijdig op de hoogte was van de zitting en dat hij zelf ook niet is verschenen. De politierechter heeft in redelijkheid kunnen besluiten het verzoek om aanhouding af te wijzen, omdat de belangen van een behoorlijke strafvordering zwaarder wogen dan het belang van de verdachte om bijgestaan te worden door een raadsman. Het hof concludeert dat er geen sprake is van schending van het recht op verdediging en bevestigt het vonnis van de politierechter. De raadsman had gepleit voor een taakstraf, maar het hof oordeelt dat dit niet passend is gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer : 20.002650.01
uitspraakdatum : 28 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Roermond van 12 november 2001 in de strafzaak onder parketnummer 04/060301-01 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring "Norgerhaven" te Veenhuizen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, onder aanvulling van de motivering van de afwijzing van het door de raadsman d.d. 9 november 2001 gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak en de strafmotivering.
De tenlastelegging
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving zoals in het beroepen vonnis vervat.
Het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak in eerste aanleg
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd -kort samengevat- dat het recht op verdediging als vervat in artikel 6, derde lid, aanhef en onder c van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden, aangezien de eerste rechter zonder enige motivering het door de raadsman bij faxbericht van 9 november 2001 gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgewezen.
Aangezien de verdediging geen instantie wenst te verliezen, heeft de raadsman op vorenstaande grond geconcludeerd dat het hof de zaak -na vernietiging van het beroepen vonnis- dient te verwijzen naar de politierechter in de rechtbank te Roermond teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Vooropgesteld moet worden dat, indien een raadsman is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee aanhouding van de behandeling van de zaak heeft verzocht, de rechter aan dit verzoek voldoet teneinde de raadsman alsnog de gelegenheid te geven om de verdachte ter terechtzitting bij te staan. Dit spruit voort uit het onder meer in artikel 6, derde lid, aanhef en onder c van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vervatte recht van de verdachte op bijstand door een raadsman.
Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering -welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn- ernstig in het gedrang zou komen, indien de behandeling van de zaak zou worden aangehouden en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om ter terechtzitting te worden bijgestaan door een raadsman.
In het onderhavige geval was de dag van de terechtzitting in eerste aanleg de verdachte tijdig tevoren bekend. De dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank te Roermond op maandag 12 november 2001 was immers reeds op dinsdag 23 oktober 2001 aan verdachte in persoon betekend. Blijkens de inhoud van het faxbericht van de raadsman van verdachte van vrijdag 9 november 2001, heeft verdachte eerst op die dag contact met de raadsman opgenomen met het verzoek om hem bij te staan. De raadsman heeft daarop bij voormeld faxbericht de politierechter in de rechtbank te Roermond verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, aangezien hij niet beschikte over het strafdossier en daarom de zaak niet inhoudelijk kon bespreken met verdachte en hij bovendien was verhinderd om op die terechtzitting te verschijnen.
Op dezelfde dag is aan de raadsman doorgegeven dat de politierechter ter terechtzitting op het verzoek zou beslissen.
Vervolgens heeft de politierechter in de rechtbank te Roermond ter terechtzitting van maandag 12 november 2001 blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal het verzoek afgewezen.
Van de verdachte die bijstand wenst door een raadsman mag in beginsel worden verwacht dat hij daartoe tijdig contact opneemt met een raadsman. Omstandigheden die dit in het onderhavige geval anders zouden maken zijn niet door de verdediging aangevoerd noch anderszins aannemelijk geworden.
Nu verdachte eerst op vrijdag 9 november 2001 contact heeft gezocht met een raadsman, dient de omstandigheid dat de raadsman vanwege de korte termijn niet in de gelegenheid was om de zaak voor te bereiden en bovendien verhinderd was om op de terechtzitting van maandag 12 november 2001 aanwezig te zijn, voor het risico van verdachte te komen.
Nu ook verdachte zelf niet ter terechtzitting was verschenen en derhalve geen gegevens heeft verstrekt ter staving van het aanhoudingsverzoek, kon naar het oordeel van het hof de politierechter in de rechtbank te Roermond na de hiervoor bedoelde belangenafweging daarom in redelijkheid tot de beslissing komen dat het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak moest worden afgewezen. Van schending van het recht op verdediging als onder meer vervat in artikel 6, derde lid, aanhef en onder c van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is daarom geen sprake.
Waar het hier gaat om een voor de verdachte essentiële beslissing, is het hof met de raadsman van oordeel dat, gelet op de algemene beginselen van behoorlijk strafprocesrecht, de politierechter in de rechtbank te Roermond deze beslissing had dienen te motiveren. Nu de verdachte en diens raadsman op de hoogte waren van de dag van de terechtzitting, doch om hun moverende redenen niet zijn verschenen, zulks terwijl de politierechter nog op dezelfde dag, 9 november 2001, uitdrukkelijk aan het kantoor van de raadsman heeft laten weten dat hij eerst ter terechtzitting een beslissing zou nemen op het aanhoudingsverzoek, leidt dit verzuim, anders dan de raadsman heeft geconcludeerd, niet tot de gevolgtrekking dat het hof deze zaak naar de eerste rechter moet verwijzen op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd, doch zal het hof de zaak zelf ten gronde afdoen.
Het verweer moet daarom worden verworpen.
Aanvullende redengeving van de op te leggen straf
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in het geval het hof zou komen tot oplegging van straf, gepleit voor oplegging van een taakstraf. Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verdachte -die thans nog uit anderen hoofde gedetineerd is- voornemens is om zich na zijn invrijheidstelling op 17 april aanstaande aan te melden bij Verslavingskliniek Paschalis te Venray om daar af te kicken, hetgeen niet mogelijk is indien verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 6 maart 2003 reeds terzake geweldsdelicten is veroordeeld en de omstandigheid dat de aanmelding bij de genoemde verslavingskliniek slechts een voornemen is van verdachte dat niet is onderbouwd met enig schriftelijk bescheid van bijvoorbeeld deze kliniek of het Consultatiebureau Alcohol en Drugs en bovendien niet duidelijk is of de behandeling in deze kliniek aansluitend op de huidige detentie zou kunnen plaatsvinden, acht het hof het opleggen van een taakstraf niet passend.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Bevestigt het beroepen vonnis.
Dit arrest is gewezen door Mr. Ficq, als voorzitter
Mrs. Van de Loo en De Lange, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Kroes, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 04
tijd : 11.30
rolnummer: 20.002650.01
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring "Norgerhaven" te Veenhuizen
Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Roermond van 12 november 2001 ter zake van:
prim.: "Poging tot zware mishandeling",
veroordeeld tot:
t.a.v. prim.: vier maanden gevangenisstraf;