ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7285

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG C0201312-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • Koster-Vaags
  • Van Etten
  • Drijkoningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over loon en concurrentiebeding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen de besloten vennootschap Altrimex Packaging Equipment BV. De zaak betreft een geschil over de afwijzing van een vordering in reconventie tot betaling van ten onrechte ingehouden loon bij de eindafrekening. [Appellant] stelt dat het verweer van Altrimex beperkt is gebleven tot de in eerste aanleg overgelegde specificatie van de eindafrekening tot en met 30 september 2002. Hij betwist de betekenis die de kantonrechter heeft gehecht aan een e-mail van 20 februari 2002 over commissiebetalingen, en stelt dat deze e-mail betrekking heeft op verrekening met toekomstige commissiebetalingen, niet met reeds gedane betalingen. Altrimex daarentegen stelt dat de kantonrechter de vordering in reconventie terecht heeft afgewezen, omdat bij de eindafrekening is gebleken dat Altrimex nog een bedrag tegoed heeft van [appellant].

Daarnaast betreft het hoger beroep ook de toewijzing van de vordering in conventie van Altrimex tot naleving van het concurrentiebeding. [Appellant] betwist dat zijn nieuwe werkgever, Mapack NV-SA, in hetzelfde segment van de verpakkingsindustrie werkzaam is als Altrimex. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van Altrimex bij handhaving van het concurrentiebeding zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij opheffing daarvan. Het hof oordeelt dat de vordering van [appellant] tot gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding niet kan worden toegewezen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch en veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Altrimex.

Uitspraak

typ. AW
rolnr. KG C0201312/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zesde kamer, van 8 april 2003,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van
6 december 2002,
procureur: mr. L.R.G.M. Spronken,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALTRIMEX PACKAGING EQUIPMENT BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Helmond,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. M.J. Keuss,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, gewezen vonnis van 14 november 2002 tussen appellant, hierna te noemen [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en geïntimeerde, hierna te noemen Altrimex, als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 272701/2002/1844)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis in kort geding.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij voormeld exploot, houdende het verzoek om spoed-appel, heeft [appellant] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van de reconventionele vorderingen van [appellant] en tot afwijzing van de vordering in conventie van Altrimex. [appellant] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd in dier voege dat, bij handhaving van die toewijzing, een billijke vergoeding ten laste van Altrimex ten behoeve van [appellant] zal worden bepaald, kosten rechtens.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Altrimex de grieven bestreden.
2.3. Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten aan de hand van in het geding gebrachte pleitnotities, waarbij door beide partijen producties zijn overgelegd. Vervolgens heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich gedurende 10 dagen nader te beraden. Bij schrijven van 19 maart 2003 heeft mr. Keuss het hof bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben kunnen bereiken. Het hof heeft de uitspraak bepaald op heden.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst daarvoor naar de inhoud van de in de dag-vaarding opgenomen grieven.
4. De beoordeling
4.1. Bij dagvaarding in hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering vermeerderd, in die zin dat hij bij handhaving van het concurrentiebeding heeft gevorderd een vergoeding naar billijkheid vast te stellen, te betalen door Altrimex aan [appellant], voor elke maand dat de in het concurrentiebeding gelegen beperking duurt. Tegen deze (impliciete) vermeerdering van eis is geen verzet gedaan, zodat het hof op de vermeerderde vordering zal beslissen.
4.2. Grief I is gericht tegen de afwijzing van de vor-dering in reconventie tot betaling van ten onrechte inge-houden loon bij de eindafrekening.
[appellant] stelt daartoe dat het verweer van Altrimex beperkt is gebleven tot de in eerste aanleg overgelegde specificatie eindafrekening tot en met 30 september 2002 en stelt dat de kantonrechter ten onrechte aan de e-mail van 20 februari 2002 inzake de commissiebetaling betekenis heeft toegekend.
Volgens [appellant] heeft die e-mail duidelijk betrekking op eventuele verrekening met toekomstige commissiebetalingen en niet op verrekening met reeds gedane commissie-betalingen. Hij stelt dat die e-mail ten onrechte spreekt over afspraken terwijl het een eenzijdige mededeling van Altrimex betreft, waarin Altrimex bovendien in strijd met de waarheid voorwendt dat sprake zou zijn van aan [appellant] toe te rekenen verliezen of niet gerealiseerde winsten op orders uit 2000. Hij verwijst naar een over-gelegd faxbericht d.d. 5 november 2002 van een collega-verkoper.
4.3. Altrimex stelt dat de kantonrechter de vordering in reconventie terecht heeft afgewezen, nu bij de eindaf-rekening naar voren is gekomen dat Altrimex nog een bedrag tegoed heeft van [appellant] volgens de overgelegde specificatie.
Zij wijst er op dat de overeengekomen commissieregeling betrekking heeft op gerealiseerde brutowinst. De verkoper ontvangt na het behalen van het persoonlijk target op basis van een overeengekomen staffel een percentage van de extra gerealiseerde, feitelijk behaalde, bruto winst.
Normaal gesproken vindt die vaststelling van de commissie als voorschot medio februari/maart van het daarop volgend jaar plaats op basis van de gebudgetteerde brutowinst, waarna -eventueel- de definitieve commissiebetaling ach-teraf wordt aangepast.
Ze verwijst naar de commissieregeling zoals deze bij brief van 19 december 1997 bij de aanvang van de arbeidsovereen-komst is overeengekomen en op de bij brief van 2 februari 2001 aangepaste commissieregeling welke in het geding zijn gebracht.
In hoger beroep wordt naar twee faxbrieven van collega´s verwezen.
Zij stelt dat een aantal van de door [appellant] geplaatste orders over 2000 is geannuleerd of nadien is aangepast, zodat bij het einde van het dienstverband de commissie alsnog diende te worden verrekend.
4.4. In de overgelegde commissieregeling zoals die blijkt uit de overgelegde brief van 19 december 1997 en de aan-passing per brief van 2 februari 2001 (productie 6 memorie van antwoord) wordt, naar het hof voorshands vaststelt, gesproken over een commissie over gerealiseerde bruto-winst. Nu partijen duidelijk over de inhoud en strekking daarvan van mening verschillen en de vordering in recon-ventie gemotiveerd door Altrimex is weersproken, leent de onderhavige procedure zich niet voor een beslissing daar-omtrent. Het reeds door [appellant] aangevangen bodemgeschil is daartoe de geschikte procedure.
Ook overigens is niet gebleken van de spoedeisendheid van de onderhavige vordering. Grief I wordt derhalve als onge-grond verworpen.
4.5. Grief II betreft de toewijzing van de vordering in conventie van Altrimex tot naleving van het concurrentie-beding. [appellant] betwist dat de potentiële nieuwe werkgever Mapack NV-SA, hierna te noemen Mapack, in hetzelfde segment van de verpakkingsindustrie werkzaam is als Altrimex, terwijl het in Engeland gevestigde Precision Labelling Systems Ltd., ook te noemen PLS, een leverancierproducent is van Altrimex en geen handelsfirma.
Bij afweging van de belangen van Altrimex en van [appellant] dient het belang van [appellant] zwaarder te wegen, nu zijn arbeidsvoorwaarden bij Mapack aanzienlijk zouden verbeteren.
4.6. Altrimex bestrijdt dat de genoemde bedrijven geen directe concurrenten van haar zouden zijn en wijst er op dat [appellant], werkzaam bij Mapack dan wel bij PLS, zich rechtstreeks tot klanten van Altrimex zou kunnen richten.
Haar belang bij handhaving van het beding, met een loop-tijd van één jaar na einde van het dienstverband, is mits-dien zwaarwegend, terwijl zij er op wijst dat [appellant] zelf ontslag heeft genomen en dat de aangeboden arbeidsvoorwaarden bij Mapack niet wezenlijk gunstiger moeten worden geacht dan die bij Altrimex golden.
4.7.1. Vaststaat dat Altrimex en Mapack beiden actief zijn op het gebied van vullings- en verpakkingsmachines en dat PLS leverancier is van door Altrimex verhandelde machines.
Tevens is ook in hoger beroep gebleken dat Altrimex er pas onlangs in is geslaagd een geschikte vervanger voor [appellant] in dienst te nemen, die dient te zorgen voor het behoud van de klanten en de marktpositie van Altrimex. Onder deze omstandigheden moet het belang van Altrimex bij handhaving van het concurrentiebeding zwaarwegend worden geacht, waarbij mede wordt overwogen dat [appellant] zelf ontslag heeft genomen en bij zijn sollicitatiepogingen aanvankelijk geen opening van zaken heeft gegeven aan Altrimex. De door [appellant] genoemde arbeidsvoorwaarden bij Mapack, waarvan voorshands niet kan worden gezegd dat deze beduidend gunstiger zijn voor [appellant], zijn daarbij niet van doorslaggevende betekenis.
Bij afweging van de wederzijdse belangen dient het belang van Altrimex bij handhaving van het concurrentiebeding voorshands zwaarder te wegen dan het belang van [appellant] bij opheffing daarvan.
In het licht van het hiervoor overwogene ziet het hof evenmin aanleiding tot toewijzing van de vordering van [appellant] tot gedeeltelijke vernietiging van het concurrentie-beding.
4.7.2. Ook voor toekenning van een vergoeding naar billijkheid gedurende de maanden dat [appellant] aan het concurrentiebeding is gebonden, ziet het hof geen aanleiding, enerzijds gezien de duur van het overeengekomen beding, anderzijds gezien de hiervoor genoemde omstandigheden. Het stond en staat [appellant] vrij om elders als verkoper of anderszins werk te aanvaarden. Deze grief kan derhalve niet slagen.
4.8. Het vonnis waarvan beroep dient derhalve te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] in de proces-kosten in hoger beroep aan de zijde van Altrimex gevallen.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te ´s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond van 14 november 2002;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Altrimex gevallen, tot op heden begroot op € 230,-- wegens verschotten en op € 2313,-- wegens salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Van Etten, Drijkoningen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 april 2003.