ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7969

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/01989
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
  • M.J.J. van Oorschot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van X Holding B.V. tegen naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1998

Op 6 maart 2003 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van X Holding B.V. tegen de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. Het beroep van belanghebbende, X Holding B.V., was gericht tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1998. Tijdens de zitting op 20 februari 2003, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat er jurisprudentie is verschenen die relevant is voor de beoordeling van de zaak, waar belanghebbende op het moment van indienen van de aangiften nog geen kennis van had kunnen nemen.

Het Hof verwijst naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de economische activiteit van een persoon jegens de entiteit waarvan hij deel uitmaakt, niet noodzakelijkerwijs afdoet aan de zelfstandigheid van die persoon. Belanghebbende stelde primair dat er geen omzetbelasting verschuldigd is, omdat de prestaties binnen de eigen kring plaatsvinden en dat er geen economische activiteiten worden verricht. Het Hof oordeelt echter dat de ontvangen bedragen van dochtervennootschappen voor managementdiensten wel degelijk als prestaties in het economisch verkeer moeten worden aangemerkt.

Subsidiair voerde belanghebbende aan dat er sprake was van kosten voor gemene rekening, maar het Hof concludeert dat er geen vooraf vastgestelde verdeelsleutel was voor het omslaan van kosten, waardoor deze stelling niet kan worden gehonoreerd. Uiteindelijk verklaart het Hof het beroep ongegrond en ziet het geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 maart 2003 en een afschrift is op 21 maart 2003 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 00/01989
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X Holding B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1998, aanslagnummer A.
Het onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 20 februari 2003 te Roermond.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 6 maart 2003, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De gronden
1. Belanghebbende stelt, primair, dat in casu geen omzetbelasting is verschuldigd aangezien de prestaties plaatsvinden binnen eigen kring. Zij stelt dat bij haar de zelfstandigheid ontbreekt en dat daardoor geen activiteiten in het economisch verkeer worden verricht. Immers, zij heeft, tegen vergoeding, managementactiviteiten verricht jegens haar dochtervennootschappen. De dochtervennootschappen vallen onder de landbouwregeling en hebben derhalve geen recht op aftrek van voorbelasting.
2. Het Hof stelt voorop dat inmiddels jurisprudentie is verschenen, waarvan belanghebbende op het moment dat zij de aangiften over het genoemde tijdvak indiende nog geen kennis heeft kunnen nemen.
3. Het Hof wijst op het arrest Hoge Raad, 7 juni 2000, nr. 32 749, gepubliceerd in BNB 2000/298 en Hoge Raad, 5 oktober 2001,
nr. 36 443, BNB 2002/29. Het Hof leidt uit deze jurisprudentie af dat de omstandigheid dat een persoon een economische activiteit verricht jegens de entiteit waarvan hij deel uitmaakt, niet hoeft af te doen aan de zelfstandigheid van deze persoon.
4. Belanghebbende heeft, naar niet in geschil is, van haar dochtervennootschappen bedragen ontvangen ter zake managementdiensten. Het Hof verbindt daaraan de conclusie dat deze bedragen de vergoeding vormen voor door belanghebbende verrichte prestaties. Nu gepresteerd is aan van belanghebbende te onderscheiden rechtspersonen, verricht belanghebbende deze prestaties in het economisch verkeer en is niet- zoals belanghebbende verdedigt- sprake van "interne verrichtingen".
5. Subsidiair stelt belanghebbende dat sprake is van kosten voor gemene rekening, op grond waarvan de heffing van omzetbelasting achterwege kan blijven. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 23 april 1997, nr. 32.166, BNB 1997/301 is sprake van kosten voor gemene rekening indien kosten worden gemaakt voor verschillende ondernemers die in eerste instantie door één van hen worden betaald en voor hun werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de bedoelde ondernemers worden omgeslagen. Nu ter zitting is komen vast te staan dat geen sprake is van een te voren vaststaande verdeelsleutel voor het omslaan van kosten of dat dienovereenkomstig is gehandeld, kan reeds daarom geen sprake zijn van kosten voor gemene rekening in de door belanghebbende voorgestane zin.
6. Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.J.J. van Oorschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2003.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 maart 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 87,50.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 174,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.