ECLI:NL:GHSHE:2003:AF8881

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/03949
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
  • J.W.J. Huige
  • T. Blokland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag overdrachtsbelasting na cassatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2003 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De belanghebbende, een heer X, had een naheffingsaanslag van fl. 3.600,-- ontvangen voor de verkrijging van een onroerende zaak in 1996. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd de uitspraak van de Inspecteur door het Hof te Arnhem bevestigd. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die op 7 december 2001 de uitspraak van het Hof Arnhem heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

Tijdens de zitting op 28 januari 2003, waar ook studenten aanwezig waren met toestemming van partijen, zijn de belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Partijen kwamen tot overeenstemming over de heffingsmaatstaf, die werd vastgesteld op fl. 205.000,--, wat leidde tot een verlaging van de naheffingsaanslag tot fl. 900,--. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verlaagd. Tevens is bepaald dat de Staat het griffierecht van € 36,30 aan de belanghebbende moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter G.J. van Muijen en de rechters J.W.J. Huige en T. Blokland. De griffier R.O.J.M. de Windt was aanwezig bij de uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 01/03949
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Registratie en Successie te Y van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen A van de rijksbelastingdienst respectievelijk de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Haaglanden van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
Het onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft in verband met de aanwezigheid van studenten met uitdrukkelijke toestemming van partijen in het openbaar plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 28 januari 2003 te 's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
De gronden voor de beslissing
Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van een onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd, nummer 0000000, jaar 1996, ten bedrage van fl. 3.600,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof te Arnhem, welk Hof die uitspraak heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van Hof Arnhem beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van de Hoge Raad van 7 december 2001, nr. 36.373, is de uitspraak van Hof Arnhem vernietigd en het geding naar het Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
Partijen zijn ter zitting van het Hof nader tot overeenstemming gekomen in die zin dat de heffingsmaatstaf fl. 205.000,-- bedraagt en dat de naheffingsaanslag om die reden moet worden verlaagd tot 6 percent van fl. 15.000,-- is fl. 900,--.
De proceskosten en het griffierecht
In het kader van voormelde compromissoire regeling zijn partijen het er voorts over eens geworden dat ieder de eigen proceskosten draagt.
Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem voor deze zaak bij het Hof Arnhem gestorte griffierecht ad € 36,30 (= fl. 80,--) te worden vergoed.
De beslissing
Het Hof
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de bestreden uitspraak,
vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van fl. 900,-- aan belasting,
gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 36,30 en
wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.
Aldus gedaan door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huige en T. Blokland, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 19 februari 2003
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 19 februari 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.