4.5.2. Op ExxonMobil rust de verplichting om veilig werken te bevorderen en op veilig werken toe te zien, mede in het licht van de ervaringsregel dat het dagelijks of regelmatig verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongelukken raadzame oplettendheid en voorzichtigheid leidt of kan leiden.
In dit geval is sprake van een pilaar die zich op een plaats in de hal bevond waar de heftruck omheen moest rijden, zoals blijkt uit de overgelegde foto's van de situatie ter plaatse en uit het proces-verbaal van descente van de kantonrechter d.d. 10 mei 2000, en waartegen reeds eerdere botsingen hebben plaatsgevonden. Rondom deze pilaar bevonden zich geen bijzondere beschermingsmaatregelen behoudens de duidelijke geel/zwarte markering tot ongeveer 1,80 meter hoogte.
Na het ongeval heeft ExxonMobil, naar tussen partijen vaststaat, nog aanvullende maatregelen getroffen, onder meer door rond een aantal pilaren betonnen blokken, voorzien van geel/zwarte verf aan te brengen -overigens niet om de pilaar waartegen [geïntimeerde] is gebotst-, door rood/witte kettingen met afhangende kettingen te spannen tussen de mastbomen of kolommen, waardoor de chauffeur eerder wordt geattendeerd indien hij de verkeerde kant opgaat, en is de hoogte van de veiligheidskooi aangepast.
ExxonMobil heeft de reden voor deze aanpassingen toegelicht en gesteld dat deze geen verband hielden met het aan [geïntimeerde] overkomen ongeval.
Wat hiervan ook zij, het hof acht bij de beoordeling van de situatie ten tijde van het ongeval ook van belang de zorg die ExxonMobil op dat moment had besteed om botsingen tegen een pilaar zoals in de processtukken omschreven te voorkomen. Daarbij was bekend dat de vorkheftruck met drie masten ook in onbeladen toestand, een behoorlijk grote zogenaamde "dode" hoek had en dat met een dergelijke vorkheftruck veel, ook draaiende, bewegingen, moeten worden gemaakt. De eerdere botsingen tegen dergelijke pilaren hadden een aanleiding moeten vormen om ook de pilaar waartegen [geïntimeerde] en voorheen, ook in 1998, een andere werknemer was gebotst, nader af te schermen.
Onder die omstandigheden had ExxonMobil in het kader van haar wettelijke zorgplicht meer maatregelen moeten nemen om, indachtig de mogelijkheid van (een moment van) onoplettendheid van een bestuurder bij een bepaalde manoeuvre, botsingen te voorkomen dan wel ter voorkoming van letsel door die botsingen.
De nadien getroffen maatregelen geven het hof een aanwijzing dat zulks naast de reeds getroffen veiligheidsmaatregelen, die naar het hof vaststelt overigens zorgvuldig zijn te noemen, mogelijk en wenselijk was. De grieven 3 en 4 slagen voorzover zij opkomen tegen de betreffende overwegingen van de kantonrechter, doch dit leidt, gezien het vorenoverwogene, niet tot vernietiging van het vonnis.
Dit leidt tot de conclusie dat ExxonMobil niet aan de op haar rustende strenge zorgverplichting als bedoeld in het eerste lid van art. 7:658 BW heeft voldaan.