ECLI:NL:GHSHE:2003:AL7993
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Kranenburg
- A. Huijbers-Koopman
- C. de Klerk-Leenen
- Rechtspraak.nl
Uitleg van onverschuldigde betaling na faillissement en de betekenis van onmiskenbare vergissing
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2003, betreft het hoger beroep in een kort geding dat was ingesteld door een besloten vennootschap (hierna: appellante) tegen de curator van een failliete vennootschap (hierna: geïntimeerde). De kern van het geschil draait om de uitleg van een arrest van de Hoge Raad van 5 september 1997, waarin werd beslist over onverschuldigde betalingen na de faillietverklaring van een schuldenaar. Appellante vorderde terugbetaling van een bedrag dat zij per abuis had overgemaakt aan de failliete vennootschap, terwijl de betaling eigenlijk aan een andere partij had moeten worden gedaan. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vordering afgewezen, en appellante ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de uitgangspunten die de Hoge Raad in het arrest Ontvanger/Hamm q.q. heeft neergelegd, ook in deze zaak van toepassing zijn. Het hof benadrukte dat er een langdurige zakelijke relatie bestond tussen appellante en de failliete vennootschap, en dat de betalingen die appellante had gedaan, niet zonder rechtsgrond waren. De grieven van appellante, die stelden dat er sprake was van een onmiskenbare vergissing, werden verworpen. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de curator niet tot restitutie van de betaalde bedragen gehouden was, en bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsverhouding tussen partijen en de voorwaarden waaronder onverschuldigde betalingen kunnen worden teruggevorderd na faillissement. Het hof bevestigde dat alleen in gevallen van een duidelijke vergissing, zonder enige rechtsgrond, een uitzondering kan worden gemaakt op de hoofdregel dat betalingen aan een failliete boedel vallen. De beslissing van het hof heeft implicaties voor de manier waarop onverschuldigde betalingen na faillissement worden behandeld, en onderstreept de noodzaak voor schuldeisers om zorgvuldig om te gaan met betalingen aan failliete partijen.