ECLI:NL:GHSHE:2003:AM7928

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C9800580/MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rothuizen-Van Dijk
  • J. Meulenbroek
  • A. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vochtproblemen in woning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben appellanten, echtelieden, een vordering ingesteld tegen geïntimeerden, eveneens echtelieden, met betrekking tot vochtproblemen in hun woning. De vordering betreft een schadevergoeding van € 15.000,=, te vermeerderen met 19% BTW en wettelijke rente vanaf de datum van levering van de woning op 19 april 1996. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 15 april 2003 een comparitie van partijen gelast, die op 24 juni 2003 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie heeft [appellant] zijn primaire en subsidiaire vorderingen niet langer gehandhaafd, waardoor alleen de meer subsidiaire vordering resteerde.

Het hof heeft de vordering van [appellant] beoordeeld en vastgesteld dat de schadevergoeding met betrekking tot de vochtproblemen toewijsbaar is tot een bedrag van € 11.285,=, vermeerderd met 19% BTW. De wettelijke rente zal ingaan vanaf de datum van het arrest, omdat het onaanvaardbaar zou zijn om deze eerder te laten ingaan, gezien de schade naar het huidige prijspeil wordt toegewezen. Het hof heeft ook de proceskosten in eerste aanleg en in appel gecompenseerd, waarbij [geïntimeerde] in de kosten van de reconventie werd veroordeeld. Het arrest is uitgesproken op 14 oktober 2003.

Uitspraak

typ. SK
rolnr. C9800580/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 14 oktober 2003,
gewezen in de zaak van:
1. [APPELLANT 1],
en
2. [APPELLANT 2],
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
procureur: mr J.E. Benner,
t e g e n :
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
en
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
procureur: mr P.C.M. van der Ven,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 15 april 2003.
15. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 24 juni 2003 plaatsgevonden. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd voor uitspraak.
16. De verdere beoordeling
In het principaal appel en in het incidenteel appel
16.1 Ter comparitie is gebleken dat [appellant] zijn primaire vordering (vernietiging wegens dwaling) en zijn subsidiaire vordering (ontbinding wegens wanprestatie) niet langer handhaaft, zodat alleen zijn meer subsidiaire vordering resteert.
16.2 Uitgaande van de formulering aan het slot van zijn memorie na deskundigenbericht vordert [appellant] thans veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 15.000,=, te vermeerderen met 19% BTW en met bijrekening van de wettelijke rente vanaf 19 april 1996 tot de dag der algehele voldoening.
16.3 Uit de toelichting die [appellant] ter comparitie op deze vordering heeft gegeven, blijkt dat het bij dit bedrag van € 15.000,= gaat om de volgende posten:
a. het bedrag aan herstelkosten dat door de deskundige is genoemd in zijn specificatie;
b. het verschil in prijspeil tussen het moment dat de deskundige zijn rapport heeft opgemaakt en het moment waarop de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd;
c. een geschatte post voor diverse overige werkzaamheden, zoals vermeld in de memorie na deskundigenbericht (verblijf elders, opnieuw behangen, sierpleister, schilderen, herstel tuin), door [appellant] begroot op € 2.500,=.
16.4 Post a. bedraagt € 9.880,= (vochtkering, afdichting, ventilatie)+ € 600,= (afvoegen achtergevel), derhalve in totaal € 10.480,=. Wanneer deze post en post c. van het totaal gevorderde bedrag van € 15.000,= worden afgetrokken, blijkt dat voor post b. kennelijk € 2.020,= wordt gerekend. Dit komt neer op 19,27% aan verschil prijspeil voor de periode van drie jaar van 1999/2000 (prijspeil deskundige) tot heden.
Het hof merkt in dit verband nog op dat de post die [appellant] in zijn memorie van antwoord in het incidenteel appel/akte in principaal appel ten aanzien van dit onderdeel als vermeerdering van eis vermeldt (ƒ 607,48), thans niet meer in zijn vordering voorkomt, zodat het hof ervan uitgaat dat deze vordering niet langer wordt gehandhaafd.
16.5 Ad post a. [geïntimeerde] maakt bezwaar tegen het opnemen van een bedrag voor het afvoegen van de achtergevel, omdat het hierbij volgens hem om een zichtbaar gebrek gaat. Het hof verwerpt dit verweer. Het gaat bij deze post niet om een op zichzelf staand gebrek, maar om een onderdeel van de door de deskundige beschreven vochtproblematiek en de maatregelen die volgens hem nodig zijn om deze op te lossen. Het hof acht dan ook het volledige door de deskundige vermelde bedrag voor toewijzing vatbaar.
16.6 Ad post b. Uit zijn verklaring ter comparitie blijkt dat [geïntimeerde] een aanpassing van het prijspeil op zichzelf genomen wel reëel vindt. Volgens hem gaat het hierbij om hoogstens 2 à 3% per jaar. Nu [geïntimeerde] zich niet tegen een aanpassing verzet, zal het hof daarvan uitgaan. Voor wat betreft de omvang van de aanpassing lopen de meningen uiteen. Door [appellant] is niet onderbouwd hoe hij tot het door hem gevorderde bedrag komt. Evenmin is door hem iets gesteld waaruit kan worden afgeleid dat het door [geïntimeerde] genoemde percentage onjuist zou zijn. Het hof zal daarvan uitgaan en komt dan op een bedrag van € 805,=. Dit bedrag is toewijsbaar.
16.7 Ad post c. Deze post is door [appellant] in de processtukken op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Ook ter comparitie heeft hij hiervoor geen onderbouwing gegeven. Deze post komt bijgevolg niet voor toewijzing in aanmerking.
16.8 Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [appellant] met betrekking tot de vochtproblemen toewijsbaar is tot een bedrag van € 11.285,= (vermeerderd met 19% BTW). [appellant] heeft de wettelijke rente per 19 april 1996 (datum levering woning) gevorderd. Nu de schade naar het prijspeil van heden wordt toegewezen, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten over het toegewezen bedrag de wettelijke rente op een eerdere datum te doen ingaan. Het hof zal de wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van de datum van dit arrest. In zoverre slaagt grief 1 van [appellant].
16.9 Met betrekking tot grief 2 van [appellant] en de incidentele grief van [geïntimeerde] is in het tussenarrest van 6 februari 2001 onder 7.5 reeds geoordeeld dat deze worden verworpen.
16.10 Dit betekent voor de proceskosten in eerste aanleg het volgende. In conventie zijn beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten daarvan tussen hen gecompenseerd worden. In reconventie is [geïntimeerde] de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de kosten daarvan wordt veroordeeld. In zoverre slaagt grief 3 van [appellant].
16.11 Nu de grieven van [appellant] gedeeltelijk slagen, dient het bestreden vonnis vernietigd te worden. In het principaal appel zijn beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten daarvan tussen hen gecompenseerd worden, met dien verstande dat de kosten van het deskundigenbericht, die door [appellant] zijn voorgeschoten, voor rekening van [geïntimeerde] dienen te komen. In het incidenteel appel is [geïntimeerde] de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de kosten daarvan, dat wil zeggen tot aan het tussenarrest van 6 februari 2001, wordt veroordeeld.
17. De beslissing
Het hof:
In het principaal appel en in het incidenteel appel:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 9 april 1998 (rolnummer 24130/1996) waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 11.285,=, te vermeerderen met 19% BTW en met bijrekening van de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg in conventie, in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg in reconventie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.170,= aan salaris procureur, op de voet van artikel 57b Rv (oud) te voldoen aan de griffier van de rechtbank te Maastricht;
compenseert de proceskosten in het principaal appel, in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt, met dien verstande dat de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van [geïntimeerde] komen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 771,= aan salaris procureur, op de voet van artikel 57b Rv (oud) te voldoen aan de griffier van dit hof;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-Van Dijk, Meulenbroek en Keizer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 14 oktober 2003.