ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9038
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Etten
- A. Drijkoningen
- J. Den Hartog Jager
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en verjaring van vorderingen
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2003, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap en de verjaring van vorderingen. De partijen, een man en een vrouw, waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, maar het huwelijk werd ontbonden op 16 december 1981. De vrouw deed op 18 januari 1982 afstand van de huwelijksgoederengemeenschap. De man vorderde in eerste aanleg betaling van de vrouw van een bedrag van f. 19.256,39, wat de helft van de waarde van de verzekeringspolissen vertegenwoordigde. In hoger beroep vermeerderde hij zijn eis tot f. 173.547,75, gebaseerd op de hoofdelijkheid van de schuld aan de RVS, die voortkwam uit de hypotheken op onroerende zaken die tot de gemeenschap behoorden.
De vrouw voerde aan dat de vordering was verjaard, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. Het hof oordeelde dat ingevolge artikel 3:178 lid 1 BW ieder der deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen, waardoor verjaring niet aan de orde kan zijn. Het hof concludeerde dat de man geen vordering meer kon hebben jegens de vrouw op basis van de gemeenschapsschuld, aangezien het deel van de gemeenschap waarvan afstand was gedaan, was aangewast bij het deel van de andere echtgenoot. De man kon enkel een vordering instellen tot betaling uit het privé-vermogen van de vrouw.
Het hof honoreerde de grief van de vrouw met betrekking tot verjaring en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met verbetering van gronden. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg.