parketnummer: 20.000877.03
datum uitspraak: 12 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/610129-00 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de inleidende dagvaarding, voor zover het betreft het onder 2 tenlastegelegde, een onvoldoende duidelijke omlijning geeft van hetgeen aan de verdachte wordt verweten.
Voor zover de raadsvrouwe bedoeld heeft een beroep te doen op de nietigheid van de inleidende dagvaarding voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde, overweegt het hof hiertoe als volgt.
De tenlastelegging is voldoende duidelijk en omschrijft op voldoende feitelijke wijze de aan verdachte verweten handelingen. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep er blijk van gegeven te begrijpen wat hem in het onder 2 tenlastegelegde wordt verweten. Hij is in de gelegenheid gesteld zich hiertegen te verdedigen en heeft dit ook gedaan.
De dagvaarding voldoet ook overigens aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. in de periode van 2 april 2002 tot en met 11 april 2002 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) heeft gebracht ongeveer 35 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. meermalen omstreeks de periode van mei 2001 tot en met 29 maart 2002 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) heeft gebracht telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. omstreeks de periode van mei 2001 tot en met 26 april 2002 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) brengen van heroïne en het verwerken en het afleveren en het vervoeren en het aanwezig hebben van heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid(oud), van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid(oud), van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet telkens worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot tien jaren gevangenisstraf. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte wederom tot tien jaren gevangenisstraf te veroordelen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere
strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het
hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in
handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die
gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak
door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen,
waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft het hof voorts het volgende mee laten wegen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen gedurende ongeveer een jaar meermalen schuldig gemaakt aan het in georganiseerd verband uitvoeren van een grote hoeveelheid heroïne. Verdachte heeft zich in genoemde periode binnen de criminele organisatie waarvan hij deel uitmaakte ontpopt als een coördinerend voorman. Deze criminele organisatie kenmerkte zich door een hoge organisatiegraad. Bij dit alles heeft verdachte kennelijk uitsluitend uit winstbejag gehandeld. Voorts houdt het hof rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte enige jaren geleden terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraf.
Het hof houdt in beperkte mate in voor verdachte gunstige zin rekening met de procespositie van verdachte, gelet op het feit dat hij eerst ter terechtzitting in hoger beroep de tenlastegelegde feiten in beperkte mate, en dan met name zijn eigen aandeel, heeft bekend.
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven GSM Siemens (R100 1.1.1.) moet worden teruggegeven aan de verdachte.
Voor wat betreft de in beslag genomen en nog niet teruggegeven revolver (H37 4.1.), het sierwapen (H37 4.2.) en het luchtdrukwapen (H37 4.3.) zal het hof geen beslissing nemen, nu in de kennisgeving van inbeslagneming betreffende deze voorwerpen (dossierp. 5450 e.v.) een ander persoon dan [verdachte] als verdachte staat genoemd.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet gegeven
verbod",
2:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd",
3:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen
van misdrijven".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een GSM Siemens (R100 1.1.1.)
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Van Nierop en Bark - van Gink, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. De Ridder, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave.
Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 ter zake van:
sub 1:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod",
sub 2:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd",
sub 3:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven",
veroordeeld tot:
10 jrn. gev.str. OV. MAV.