ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9889

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002018.03
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Eijsenga
  • Mrs. Van Nierop
  • Mrs. Bark - van Gink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van enkele maanden betrokken was bij de verwerking van heroïne, waarbij hij zich uitsluitend liet leiden door winstbejag. De verdachte toonde geen inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen en betuigde enkel spijt over de strafrechtelijke gevolgen.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof heeft geoordeeld dat de aard en ernst van het bewezen verklaarde geen andere of lichtere sanctie toelaten dan onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. De beslissing om geen elektronisch toezicht op te leggen, is genomen in het licht van de ernst van de feiten en de impact van harddrugs op de samenleving.

De strafoplegging is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. Het hof heeft de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde gevangenisstraf zal worden verminderd met de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9889.

Uitspraak

tegenspraak -1-
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/050500-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
omstreeks de periode van mei 2001 tot en met 1 augustus 2001, in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft verwerkt en aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
-2-
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder B en C(oud) van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede en derde lid(oud), van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot twee jaren gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte tot wederom tot twee jaren gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk te veroordelen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
-3-
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere
strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het
hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in
handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die
gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak
door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen,
waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, maar anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van het onvoorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf heeft het hof voorts het volgende mee laten wegen.
Verdachte is gedurende enige maanden daadwerkelijk betrokken geweest bij de verwerking van heroïne. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk uitsluitend laten leiden door winstbejag. Hij heeft geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen, doch slechts spijt betuigd over de (strafrechtelijke) gevolgen van zijn handelen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht het hof oplegging van electronisch toezicht geen passende straf.
-4-
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B(oud) van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden.
Beveelt dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Van Nierop en Bark - van Gink, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. De Ridder, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 08
tijd : 09.30
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 ter zake van:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd",
veroordeeld tot:
2 jr gev.str. wrv 6 mndn VV met 2 jr prft M.A.V.