ECLI:NL:GHSHE:2003:AO1602
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. den Hartog Jager
- A. Feddes
- J. Fikkers
- Rechtspraak.nl
Verlof tot executie van een onderhandse pandakte en de rechten van derden
In deze zaak heeft de ABN AMRO Bank N.V. een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda om verlof te verkrijgen voor de executie van een onderhandse geregistreerde pandakte. De Bank wilde de deurwaarder verzoeken om het aan haar verpande voertuig, een Volkswagen TDI, onder zich te nemen en af te geven. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 2 juli 2003 afgewezen, met de overweging dat de pandhouder alleen recht heeft op afgifte zolang de verpande zaak zich in het bezit van de pandgever of schuldenaar bevindt. De Bank heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 11 november 2003 uitspraak deed.
Het hof heeft de vraag onderzocht of artikel 496 Rv de pandhouder de mogelijkheid biedt om verlof te verkrijgen om de onderhandse geregistreerde akte tegen derden te executeren. Het hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord en geoordeeld dat de pandhouder ook tegen derden, die niet de houder maar de bezitter zijn, kan executeren. Het hof heeft de grieven van de Bank, die zich keerden tegen de afwijzing van de voorzieningenrechter, gegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de pandhouder geen recht had op afgifte van de verpande zaak wanneer deze aan een derde was overgedragen.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn om de onderhandse geregistreerde pandakte executoir te verklaren ten aanzien van de verpande auto. De Bank heeft verlof gekregen om de auto onder zich te nemen en deze te verkopen om zich uit de opbrengst te verhalen. Het hof heeft ook de termijn voor de deurwaarder om aan de executoriale titel te voldoen verkort tot nihil, maar heeft het verzoek van de Bank om de beschikking uitvoerbaar te verklaren bij voorraad afgewezen. De beslissing van het hof is op 11 november 2003 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.