ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2383
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Koster-Vaags
- J. Spoor
- A. de Wolff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over agentuurovereenkomst en managementovereenkomst tussen appellanten en PC Data B.V.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door appellanten is ingesteld tegen PC Data B.V. naar aanleiding van een geschil over een agentuurovereenkomst en de beëindiging daarvan. Appellanten, bestaande uit een besloten vennootschap en een natuurlijk persoon, hebben vorderingen ingesteld op basis van een agentuurovereenkomst die volgens hen onregelmatig door PC Data is beëindigd. De kantonrechter had hen echter niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, wat appellanten in hoger beroep aanvechten.
De kern van het geschil draait om de vraag of er daadwerkelijk een agentuurovereenkomst bestond of dat er in plaats daarvan een managementovereenkomst was gesloten. Appellanten stellen dat de agentuurovereenkomst, die op 1 december 1994 was gesloten, nog steeds van kracht was en dat de beëindiging door PC Data onterecht was. PC Data daarentegen betwist dit en stelt dat er sinds eind 1997/begin 1998 een managementovereenkomst van kracht was, die door appellanten zelf was beëindigd.
Het hof heeft vastgesteld dat appellanten in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die het oordeel van de kantonrechter zouden kunnen weerleggen. De overgelegde facturen en andere bewijsstukken wijzen erop dat er sinds begin 1998 sprake was van een managementovereenkomst, en niet van een agentuurovereenkomst. Het hof heeft de vorderingen van appellanten op basis van de agentuurovereenkomst als ongegrond afgewezen, maar heeft wel een vordering tot betaling van een achterstallige managementvergoeding toegewezen.
Het hof heeft het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en PC Data veroordeeld tot betaling van € 5.555,10 aan appellanten, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van appellanten, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. Dit arrest is uitgesproken op 9 december 2003.