parketnummer : 20.002182.02
uitspraakdatum : 15 mei 2003
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 12 augustus 2002 in de strafzaak onder parketnummer 02/001625-02; 02/071007-02 (gev. ttz.) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1965,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting PI Haaglanden te 's-Gravenhage.
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte bij parketnummer 02/001625-02 onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 8 en hetgeen aan de verdachte bij parketnummer 02/071007-02 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02/001625-02, onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 8 en het in de zaak met parketnummer 02/071007-02 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 02/001625-02:
1.
hij op 3 mei 2002 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Nokia 3310) en een portemonnee (met inhoud) en een bankpas en een een tas en een horloge, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en
- een vuurwapen, op die [slachtoffer 1] hebben gericht en
- die [slachtoffer 1] dreigend hebben toegevoegd: "Geld, telefoon";
2.
hij op 3 mei 2002 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Nokia 8310) en twee bankpassen en een portemonnee, toebehorende aan die [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders
- een vuurwapen, op die [slachtoffer 2] hebben gericht, en
- die [slachtoffer 2] dreigend hebben toegevoegd: "Geld, telefoon, sieraden";
3.
hij op 3 mei 2002 te Breda tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende een rijbewijs en een kentekenbewijs en drie, sleutels en een bril), toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- een vuurwapen, op het hoofd van die [slachtoffer 3] hebben gezet en
- die [slachtoffer 3] met kracht uit zijn auto hebben getrokken en
- die [slachtoffer 3] dreigend hebben toegevoegd: "Ik moet je portemonnee en je geld hebben: en "Als je naar de politie gaat schiet ik je dood";
4.
hij op 3 mei 2002 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en een mobiele telefoon (Nokia type 3310), toebehorende aan die [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- een vuurwapen, aan die [slachtoffer 4] hebben getoond en
- die [slachtoffer 4] hebben gedwongen om tegen een muur te staan en
- die [slachtoffer 4] dreigend hebben toegevoegd: "Sieraden, geld, horloge en telefoons";
5.
hij op 3 mei 2002 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 45 Euro en een horloge, toebehorende aan die [slachtoffer 5], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- een vuurwapen, aan die [slachtoffer 5] hebben getoond en
- die [slachtoffer 5] hebben gedwongen om tegen een muur te gaan staan en
- die [slachtoffer 5] dreigend hebben toegevoegd: "Sieraden, geld, horloge en telefoons";
8.
hij op 3 mei 2002 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk Toyota, kenteken [nummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 02/001007-02:
primair
hij op 11 mei 2002 te Tilburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Toyota Starlet), toebehorend aan [slachtoffer 6], waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 8 en hetgeen in de zaak met parketnummer 02/071007-02 primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 1, onder 2, onder 4 en onder 5 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid juncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid en artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2° juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 8 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02/071007-02 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 5° juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
-het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is.
Maatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat, [slachtoffer 6], wonende te [adres], als gevolg van het onder parketnummer 02/071007-02 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van ? 166,-.
Het hof stelt de materiële schade op ? 166,-.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de na te melden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van ? 166,- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6], wonende te [adres] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder parketnummer 02/071007-02 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van ? 166,-. De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 8 en het in de zaak met parketnummer 02/071007-02 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 02/001625-02 onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 8 en het in de zaak met parketnummer 02/071007-02 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
t.a.v. parketnummer 02/001625-02:
1, 2, 4 en 5: telkens:
"Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen";
3:
"Diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen";
8:
"Medeplegen van opzetheling";
t.a.v. parketnummer 02/071007-02:
primair:
"Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], wonende te [adres], te betalen een bedrag van ? 166,- (zegge: honderd zesenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van drie dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer 6], wonende te [adres], een bedrag van ? 166,- (zegge: honderd zesenzestig euro), met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de vordering heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Dit arrest is gewezen door Mr. Bergkotte, als voorzitter
Mrs. Van Zon en Urlings, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Regina, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 mei 2003.
Mr. Urlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.-
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1965,
,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting PI Haaglanden te 's-Gravenhage
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de rechtbank te Breda van 12 augustus 2002 ter zake van:
t.a.v. parketnummer 001625-02: feit 1, 2, 4 en 5: "Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd", feit 3: "Diefstal, voorafgegaan en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", feit 8: "Medeplegen van opzetheling",
t.a.v. parketnummer 071007-02: feit 1, primair: "Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak";
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van drieeneenhalf jaar met aftrek tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
toewijzing vordering benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres] van honderdzesenzestig euro en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van honderdzesenzestig euro, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering,
met verstande dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededader is voldaan,
met bepaling dat deze benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht,
verwijst verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
met verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 6] van honderdzesenzestig euro subsidiair drie dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft,
met verstande dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting, opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6], van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen en vice versa, indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag komt te vervallen,
met verstande dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededader is voldaan,
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte ten aanzien van parketnummer 001625-02 onder 6 en 7, is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij,
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte ten aanzien van parketnummer 001625-02 onder 1 tot en met 5 en onder 8 en ten aanzien van parketnummer 071007-02 onder 1 primair, meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;