GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Roermond van 5 juni 2001 in de strafzaak onder parketnummer 04/050952-00 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1951,
wonende te [adres] .
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering en de bewijsconstructie. De bewijsconstructie moet worden aangevuld gelet op hetgeen in hoger beroep naar voren is gekomen (ter terechtzitting in hoger beroep zijn twee getuigen gehoord).
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte verwerpt het hof het beroep op noodweer van de raadsman nu er naar het oordeel van het hof geen sprake was van noodzakelijke verdediging ter afweer van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, aangezien niet aannemelijk is geworden dat verdachte werd aangevallen en er mitsdien geen sprake was van een noodzaak zich te verweren. Voor zover de raadsman heeft willen aanvoeren dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld verwerpt het hof dit verweer, nu de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden verweten en geen grond is aangevoerd of aannemelijk geworden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat verdachte geen schuld zou hebben aan deze delicten.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel (feit 1) geen zwaar lichamelijk letsel is, verwerpt het hof dit verweer. [slachtoffer] 's kaak is gebroken. Hij is daaraan geopereerd, heeft van 1 tot 12 juli 2000 in het ziekenhuis verbleven en is daarna nog vijf maal behandeld in het ziekenhuis. Tot 4 augustus 2000 heeft hij in het geheel niet kunnen werken en tot medio september 2000 slechts gedeeltelijk. Eerst in december 2000 is in het ziekenhuis de medische behandeling afgesloten.
Voor het overige onderschrijft het hof de wijze waarop de rechtbank de gevoerde verweren heeft samengevat en verworpen.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op zich genomen passend. In plaats daarvan zal het hof aan de verdachte het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte opleggen voor het hieronder te vermelden aantal uren.
De verdachte heeft een daartoe strekkend aanbod gedaan en met de op te leggen straf ingestemd. Ook overigens is aan de wettelijke eisen voldaan.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, maar de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats 1] (D) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan hem in eerste aanleg is toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Het hof verenigt zich met hetgeen de eerste rechter omtrent deze vordering en de schadevergoedingsmaatregel heeft overwogen en beslist, met dien verstande dat het hof overeenkomstige bedragen in euro's zal toewijzen.
-3-
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en de schadevergoedingsmaatregel
Het [benadeelde] te [woonplaats 2] (D) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij haar in eerste aanleg ingediende vordering verhoogd. Nu de wet, gelet op het bepaalde in artikel 421, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, niet voorziet in de mogelijkheid de vordering in hoger beroep te verhogen, dient de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Het hof verenigt zich met hetgeen de eerste rechter omtrent de in eerste aanleg ingediende vordering en de schadevergoedingsmaatregel heeft overwogen en beslist, met dien verstande dat het hof overeenkomstige bedragen in euro's zal toewijzen.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 14a, 14b, 14c, 22b (oud), 22c (oud), 22d (oud), 24c, 27, 36f, 57, 60a, 63, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte, zulks in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uur per dag.
Bepaalt dat deze arbeid zal bestaan in het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en/of verzorgingswerkzaamheden en/of administratieve werkzaamheden, uit te voeren bij een door de Stichting Reclassering Nederland, unit Roermond, na overleg met veroordeelde aangewezen project uit het overzicht dienstverleningsprojecten van de Stichting Reclassering Nederland, unit Roermond.
Bepaalt dat de veroordeelde de werkzaamheden ter uitvoering van dat project zal verrichten overeenkomstig de door of namens de Stichting Reclassering Nederland, unit Roermond, gegeven aanwijzingen en overeenkomstig de geldende Standaardregels Werkstraffen.
Bepaalt dat de veroordeelde deze arbeid zal aanvangen binnen drie maanden nadat het arrest onherroepelijk is geworden en dat -met inachtneming van het hiervoor bepaalde- de arbeid door de veroordeelde dient te worden verricht binnen zes maanden na de aanvang ervan.
Veroordeelt verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de tijd van een (1) maand.
Beveelt dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 1] (D) toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , wonende te [adres] , een bedrag van eur. 2.259,05 (zegge: tweeduizendtweehonderdennegenenvijftig euro en vijf eurocent).
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , wonende te [adres] te betalen een bedrag van eur. 2.259,05 (zegge: tweeduizendtweehonderdnegenenvijftig euro en vijf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijfenveertig (45) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, het [benadeelde] te [woonplaats 2] (D), toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan het [benadeelde] te [adres] een bedrag van eur. 70,35 (zegge: zeventig euro en vijfendertig eurocent).
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] te [woonplaats 2] (D) niet ontvankelijk in het meer gevorderde.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, het [benadeelde] te [adres] , te betalen een bedrag van eur. 70,35 (zegge zeventig euro en vijfendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een (1) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter
Mrs. Van den Elzen en De Jonge, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Tappenbeck, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2003.
Mr. De Jonge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1951,
wonende te [adres] ,
Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 5 juni 2001 ter zake van:
sub 1 primair:"Zware mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening",
sub 2:"Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten delen aan een ander toebehoort, beschadigen",
veroordeeld tot:
vier maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
ten aanzien van feit 1 primair:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van l. 5.009,56;
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer] , [adres] (D), te betalen een bedrag van FL.5.009,56;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van Fl. 5009,56, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , wonende te [adres] (D), met dien verstarde dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van Fl. 5.009,56 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen);
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
ten aanzien van feit 2:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van Fl.155,03;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde] , [adres] (D), te betalen een bedrag van FL. 155,03 (zijnde DM 138,42 tegen een wisselkoers van Fl.1.12);
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van Fl.155,03 (zijnde DM 138,42 tegen een wisselkoers van Fl.1.12), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 dagen, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde] , [adres] (D), met dien verstarde dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van Fl.155.03 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen);
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.