ECLI:NL:GHSHE:2003:AP0606

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003225.02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Valkenburg
  • Mrs. Aarts
  • Mrs. Otten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorbereiden van de invoer van deze drugs in Nederland. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De toegepaste wettelijke voorschriften zijn onder andere artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002 in de strafzaak onder parketnummer 01/089097/00 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1960,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
in de periode van 1 september 2000 tot en met 27 september 2001 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van hem, verdachte en andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben, van hoeveelheden van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 2, tweede lid van die wet te weten cocaïne en MDMA en het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet;
2 primair.
op tijdstippen in de periode van 15 februari 2001 tot en met 15 maart 2001 te 's-Hertogenbosch en/of Oss en/of Amsterdam en/of Vught en/of Heerlen en/of Gent (België), in elk geval in Nederland en/of in België, als Nederlander, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op een tijdstip in de periode van 15 januari 2001 tot en met 15 maart 2001 te 's-Hertogenbosch en/of Oss en/of Heerlen, als Nederlander, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, teneinde voor te bereiden en/of te bevorderen dat opzettelijk een hoeveelheid van 3 kilo van een materiaal bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (cocaïne), binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht en/of wordt bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
- (telkens) een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- (telkens) zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij (telkens) wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
- het (doen) benaderen van mogelijke (ver)kopers en
- het maken van (prijs)afspraken en
- het (doen) vervoeren en/of betalen van geld (ten behoeve van de aanschaf van de hierboven bedoelde hoeveelhe(i)d(en) cocaïne) en
- het (doen) regelen van ontmoetingen en
- het onderhouden van telefonische contacten;
4 primair.
hij in de periode van 23 januari 2001 tot en met 25 januari 2001 te 's-Hertogenbosch en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, teneinde voor te bereiden en/of te bevorderen dat (een of meermalen) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, wordt/worden bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of
- een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of ander betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij (telkens) wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
- het (doen) benaderen van mogelijke (ver)kopers en
- het maken van (prijs)afspraken en
- het (doen) vervoeren en
- het (doen) regelen van ontmoetingen en
- het onderhouden van telefonische contacten en
- een hoeveelheid 1-Fenyl-2-Propanon (BMK) (mede) voorhanden gehad;
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub1, sub 2, sub 3 en sub 4 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde onder 1;
is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2 primair;
is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, aanhef en onder C (oud), van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid (oud) van die wet, in verbinding met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3;
is telkens als misdrijf voorzien bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 1, 2 en 3 van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet in verbinding met artikel 10, derde en vierde lid (oud) en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A,B,C en D (oud) van de Opiumwet en in verbinding met artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 57 van dat wetboek.
Het bewezen verklaarde onder 4 primair;
is als misdrijf voorzien bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 1,2 en 3 van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet in verbinding met artikel 10, derde en vierde lid (oud) en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder B,C en D (oud) van de Opiumwet en in verbinding met artikel 47 eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 57 van dat wetboek.
Het bewezenverklaarde moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 7 november 2003 heeft mw. drs. J. Goederee, klinisch psychologe, gerechtelijk deskundige, een psychologisch rapport omtrent verdachte uitgebracht. Genoemde deskundige komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens te weten verslavingsproblematiek en een gestagneerde emotionele ontwikkeling met een scheefgroei in de identiteitsvorming tot gevolg, alsmede dat deze stoornissen verdachtes gedragskeuzen c.g. gedragingen ten tijde van het delict in enige mate hebben beperkt.
Het hof neemt deze conclusie en de gronden waarop deze berust over en maakt deze tot de zijne. Het hof zal hiermee bij het bepalen van de straf rekening houden.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft ten bezware van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld alsmede met de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2(oud), 10 (oud) en 10a van de Opiumwet.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van sub 1:
"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven";
ten aanzien van sub 2 primair:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid aanhef en onder C (oud) van de Opiumwet gegeven verbod";
ten aanzien van sub 3:
"Medeplegen van een feit bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud), voorbereiden of bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken,
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit",
meermalen gepleegd;
sub 4 primair:
"Medeplegen van een feit bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud), voorbereiden of bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken,
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Valkenburg, als voorzitter
Mrs. Aarts en Otten, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Hoekstra, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 03
tijd : 11.00
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1960,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda
Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002 ter zake van:
sub 1:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven",
sub 2 primair:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod",
sub 3:"Medeplegen van
een feit bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit",
sub 4 primair:Medeplegen van
een feit bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd",
veroordeeld tot:
vijf jaar gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
en met vrijspraak van hetgeen onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard;