ECLI:NL:GHSHE:2003:AQ7911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/00097
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.P.A. de Klerk-Leenen
  • Van Sandick
  • Knijp
  • Thiessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onroerend goed en oppervlakteverschil

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben appellanten, [appellant sub 1] en [appellante sub 2], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de levering van een perceel grond, waarvan de oppervlakte door de appellanten te laag is ingeschat. Appellanten hebben in eerste instantie gevorderd dat geïntimeerden, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2], zouden worden gelast mee te werken aan het notariële transport van 77 m2 grond, of subsidiair, tot betaling van een bedrag van ƒ 22.518,65. De appellanten stellen dat zij na de aankoop van het perceel hebben ontdekt dat de werkelijke oppervlakte niet 530 m2 was, maar slechts 453 m2, waardoor zij 77 m2 grond te kort zijn gekomen. De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat de oppervlaktevermelding in de transportakte slechts als indicatie is bedoeld en dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de oppervlakte van wezenlijke betekenis was voor de koopovereenkomst. Dit leidde tot afwijzing van hun vorderingen.

In hoger beroep hebben appellanten hun eis vermeerderd met een bedrag van € 10.000, als gevolg van de mindere waarde van hun woning. Het hof heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat een (basalten) paaltje, dat een van de grenzen van het perceel vormde, door of namens de geïntimeerden is verplaatst, wat zou kunnen leiden tot een andere beoordeling van de zaak. Het hof heeft een getuigenverhoor gelast om deze kwestie te onderzoeken en de zaak naar de rol verwezen voor verdere procedurele stappen. De uitspraak van het hof is gedaan op 8 april 2003.

Uitspraak

Uitspraak: 8 april 2003
Rolnummer: C02/00097
Zaak- en rolnummer rechtbank: 54114 / HA ZA 00-1445
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. [APPELLANT SUB 1] en
2. [APPELLANTE SUB 2],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente]
appellanten,
procureur: mr. J.A.J. Dappers,
tegen
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1] en
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente]
geïntimeerden,
procureur: mr. R.G.F. Lammers.
1. HET GEDING IN HOGER BEROEP
Appellanten, verder Van [appellanten], zijn bij exploot van 19 december 2001 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch tussen Van [appellanten] als eisers en geïntimeerden, verder [geïntimeerden], als gedaagden gewezen vonnis, uitgesproken op 21 september 2001. [Appellanten] hebben bij memorie van grieven zeven grieven opgeworpen en tevens hun eis vermeerderd, waarna terzake van de vermeerdering van eis [geïntimeerden] zich bij akte hebben gerefereerd aan het oordeel van het hof en voorts bij memorie van antwoord (met producties) de grieven hebben bestreden. Beide partijen hebben tevens nog een akte genomen, terwijl [geïntimeerden] ter griffie een drietal foto's en een bouwtekening hebben gedeponeerd. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd.
2. DE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
2.1. Het hof gaat in deze zaak uit van de volgende niet of niet voldoende betwiste feiten.
2.1.1. Op of omstreeks 5 mei 1998 hebben [appellanten] van [geïntimeerden] voor een bedrag van ƒ 155.000 gekocht, zoals in de notariële transportakte van 26 juni 1998 omschreven: "een perceel grond met daarop staand (het hof leest: een) voor de sloop bestemd woonhuis (...) staande en gelegen te [plaats], gemeente [gemeente], plaatselijk bekend [adres], uitmakende een ter plaatse kennelijk aangeduid gedeelte van het kadastrale perceel der gemeente [gemeente] sectie C nummer 5233, ter grootte van ongeveer vijf are dertig centiare (530 m2) of zo groot als na opmeting vanwege de Dienst voor het kadaster en de openbare registers zal blijken (...)."
2.1.2. In de transportakte is voorts (in artikel 2 lid 2) het volgende beding opgenomen: "Over- of ondermaat van het verkochte zal aan geen van partijen enig recht verlenen."
2.1.3. [appellanten] hebben de bestaande bebouwing op het gekochte perceel gesloopt en aldaar een nieuw woonhuis met garage gebouwd.
2.2. Het gaat in deze procedure - samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang - om het volgende.
2. 2.1. [appellanten] hebben in deze procedure gevorderd - kort samengevat - [geïntimeerden] te gelasten mee te werken aan het notariële transport of de levering van 77 m2 grond van het in de dagvaarding nader omschreven perceel, subsidiair [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 22,518,65 met nevenvorderingen. Aan hun vordering hebben [appellanten] ten grondslag gelegd dat zij enige tijd na verwerving van het perceel hebben ontdekt dat de oppervlakte van het perceel niet ongeveer 530 m2 bedroeg, maar 453 m2, zodat aan hen circa 77 m2 grond te weinig is geleverd.
2.2.2. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat de wet in artikel 7:17 lid 5 BW het vermoeden geeft dat de oppervlaktevermelding slechts als aanduiding is bedoeld en dat de juistheid van dat vermoeden in casu wordt bevestigd doordat in de transportakte staat vermeld "ongeveer 530 m2" en bovendien is bepaald dat de opmeting door het Kadaster de grootte van het verkochte bepaalt. Dat vermoeden is weerlegbaar maar [appellanten] hebben niet gesteld dat de oppervlakte van het verkochte van wezenlijke betekenis is voor de vraag of het geleverde aan de koopovereenkomst beantwoordt en evenmin is gesteld of gebleken dat partijen een prijs per m2 overeengekomen zijn - aldus de rechtbank - zodat de primaire en subsidiaire vorderingen van [appellanten] worden afgewezen.
2.3. Bij memorie van grieven hebben [appellanten] hun eis vermeerderd door zowel hun primaire als subsidiaire vordering te vermeerderen met een bedrag van € 10.000 in verband met de mindere waarde van hun woning doordat - zoals het hof begrijpt - de oorspronkelijke bouwplannen niet gerealiseerd konden worden.
2.4. De door [appellanten] opgeworpen grieven hebben - mede gelet op de toelichting op die grieven - de kennelijke strekking de zaak in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor te leggen.
2.5. Naar de kern stellen [appellanten] dat voor de breedte van het op grond van de koopovereenkomst te leveren perceel mede bepalend was een (basalten) paaltje dat zich aan de voorzijde van het perceel aan de [straat] bevond, dat de breedte gemeten vanaf dat paaltje ongeveer 14 meter bedroeg en dat dit paaltje ook een van de ijkpunten bij de kadastrale meting zou zijn. [appellanten] stellen verder dat door of namens [geïntimeerden] na de aankoop maar nog vóór de opmeting van het perceel door het Kadaster dat paaltje twee meter verplaatst is, waardoor het geleverde perceel over de volle lengte twee meter smaller was.
2.6. [geïntimeerden] erkennen dat het (basalten) paaltje mede de grens van het op grond van de koopovereenkomst te leveren perceel vormde, maar zij betwisten gemotiveerd dat dit paaltje is verplaatst. Overeenkomstig het uitdrukkelijke bewijsaanbod van [appellanten] zal het hof hen toelaten te bewijzen dat door of namens [geïntimeerden] het (basalten) paaltje na de koop van het perceel maar vóór de opmeting daarvan door het Kadaster ongeveer twee meter verplaatst is.
2.7. Nu de uitkomst van de bewijslevering mede van belang kan zijn voor het beroep van [geïntimeerden] op artikel 7:23 BW (klachtplicht van de koper), zal het hof het getuigenverhoor als bedoeld in rechtsoverweging 2.6 tevens benutten voor de vaststelling van het tijdstip waarop [appellanten] kennis hebben gekregen van de - door hen te bewijzen - verplaatsing van het paaltje.
3. BESLISSING
Het hof:
laat [appellanten] toe te bewijzen dat voormeld (basalten) paaltje door of namens [geïntimeerden] na de koop van het perceel maar vóór de opmeting daarvan door het Kadaster, ongeveer twee meter verplaatst is;
bepaalt dat - indien [appellanten] bewijs willen leveren door het horen van getuigen - een getuigenverhoor zal plaatshebben ten overstaan van de te deze benoemde raadsheer-commissaris mr. A.P.A. de Klerk-Leenen in het Paleis van Justitie, Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een nader te bepalen dag en uur;
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2003 voor opgave door de procureur van [appellanten] van de namen van getuigen en de verhinderdata van getuigen, partijen en hun raadslieden in de maanden mei tot en met juli 2003;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Sandick, Knijp en Thiessen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2003 in bijzijn van de griffier.