ECLI:NL:GHSHE:2003:AS4006

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0200938/HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huuropzegging en bewijslast in huurovereenkomst tussen Impex-Heusden B.V. en Advanced Coating Technologies B.V.

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2003, staat de rechtsgeldigheid van de huuropzegging door Advanced Coating Technologies B.V. (ACT) centraal. ACT had een huurovereenkomst met Impex-Heusden B.V. voor een bedrijfsruimte, die op 1 januari 1996 inging en na vijf jaar zou eindigen, tenzij tijdig opgezegd. ACT stelde dat zij de huurovereenkomst zowel mondeling als schriftelijk had opgezegd, maar Impex betwistte dit en voerde aan dat ACT de huur niet op de juiste wijze had opgezegd. De kern van het geschil draait om de vraag of ACT tijdig en rechtsgeldig heeft opgezegd, en of Impex op de hoogte was van deze opzegging.

Het hof oordeelt dat ACT de huurovereenkomst niet conform de overeengekomen voorwaarden heeft opgezegd, aangezien dit diende te gebeuren bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploot met een opzegtermijn van minimaal zes maanden. Desondanks is het hof van mening dat dit niet automatisch betekent dat er geen rechtsgeldige huuropzegging heeft plaatsgevonden. Het hof benadrukt dat de vormvoorschriften zijn bedoeld om misverstanden te voorkomen, en dat de feitelijke omstandigheden van de zaak ook in overweging moeten worden genomen.

Het hof heeft ACT de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de tijdige opzegging, en verwijst de zaak naar een rolzitting voor het opgeven van getuigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over de opzegging van de huurovereenkomst, en de rol van bewijs in dit proces. De zaak illustreert de complexiteit van huurovereenkomsten en de juridische vereisten voor een geldige opzegging.

Uitspraak

typ. SK
rolnr. C0200938/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zesde kamer, van 11 november 2003,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid IMPEX-HEUSDEN B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam],
appellante bij exploot van dagvaarding
van 10 juli 2002,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ADVANCED COATING TECHNOLOGIES B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. E.H.H. Schelhaas,
op het hoger beroep van het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 20 juni 2002 tussen appellante, Impex, als eiseres en geïntimeerde, ACT, als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 216870/
rolnummer 2719/01)
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, heeft Impex grieven aangevoerd en onder overlegging van producties - kort gezegd - geconcludeerd het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende ACT te veroordelen tot betaling van de hoofdsom groot € 82.079,76, de reeds verbeurde boete groot € 34.488,80, de nog te verbeuren boete, alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 1.762,91, met veroordeling van Impex in de proceskosten van beide instanties.
2.2. ACT heeft bij akte verzet gedaan tegen de wijziging van eis door Impex, welk verzet bij beschikking van dit hof van 25 februari 2003 ongegrond is verklaard.
2.3. ACT heeft vervolgens bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van Impex in de proceskosten van beide instanties.
2.4. Partijen hebben de stukken aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst hiervoor naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.2. Bij schriftelijke huurovereenkomst van 16 februari 1996 heeft Impex met ingang van 1 januari 1996 aan ACT verhuurd de bedrijfsruimte staande en gelegen te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam], [adres], tegen een maandelijkse huurprijs van ƒ 5.000,= exclusief BTW bij vooruitbetaling te voldoen.
4.3. De huurovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
"Huurtijd, optie en verlenging:
2. 1. De huur is aangegaan voor de duur van vijf jaren, ingegaan één januari negentienhonderd zes en negentig en derhalve eindigende op één en dertig december twee duizend.
2. Na verstrijken van de in lid 1 genoemde periode wordt de huurovereenkomst verlengd voor een periode van vijf jaar, tenzij de huurster de huurovereenkomst bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploot, zulks met inachtneming van een opzeggingstermijn van minimaal zes maanden, heeft opgezegd.
3. Wordt deze overeenkomst niet overeenkomstig lid 2 opgezegd dan wordt zij onder de dan door partijen overeen te komen voorwaarden en bepalingen verlengd voor de tijd van vijf jaren en zo vervolgens."
4.4. In oktober 2000 heeft de makelaar van Impex voor het verhuurde een bord geplaatst met de tekst: "te koop/te huur".
4.5. ACT heeft het pand eind december 2000 verlaten. Zij heeft de huurpenningen voldaan tot en met januari 2001.
4.6. Op de grond dat ACT in gebreke is gebleven met de voldoening van de na januari 2001 verschenen en opeisbaar geworden huurpenningen, heeft Impex in eerste aanleg, kort gezegd, betaling van die huurachterstand gevorderd, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten.
4.7. Bij eindvonnis van 20 juni 2002 heeft de kantonrechter de vordering afgewezen.
4.8. Impex kan zich met dit eindvonnis niet verenigen en zij heeft daartegen een aantal grieven aangevoerd. Hoewel Impex haar grieven niet scherp heeft omlijnd, is uit de memorie van grieven voldoende kenbaar op welke gronden zij vernietiging van het bestreden vonnis wenst. Dat ook voor ACT duidelijk is waartegen zij zich moet verweren blijkt uit het gestelde in de memorie van antwoord. Het verweer van ACT op dit punt wordt dan ook verworpen.
4.9. De grieven leggen het hele geschil ter beoordeling aan het hof voor. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.10. De bezwaren van Impex hebben in het bijzonder betrekking op de centrale vraag in dit geding of ACT de huurovereenkomst tijdig en rechtsgeldig heeft opgezegd. ACT stelt dat zij zowel mondeling als schriftelijk per 1 januari 2001 heeft opgezegd; Impex heeft dit weersproken. Zij klaagt erover dat de kantonrechter als vaststaand feit c.q. uitgangspunt heeft aangenomen dat ACT een opzeggingshandeling heeft verricht zonder daarbij inzicht te verschaffen omtrent het tijdstip (de datum) waarop die opzeggingshandeling gedaan zou zijn alsmede de vorm van die handeling (mondeling of schriftelijk). Impex betwist dat ACT de huurovereenkomst heeft opgezegd: ACT heeft het gehuurde "koud" verlaten en de verdere betaling van de huurpenningen na januari 2001 gestaakt. De opzeggingsbrief van 2 mei 2000, die ACT stelt aan haar te hebben verzonden, betwist Impex te hebben ontvangen. Voorts betwist zij dat er een relatie is tussen de borden met de tekst "te koop/te huur" die haar makelaar in oktober 2000 bij het verhuurde heeft geplaatst en de pretense huuropzegging door ACT.
Ook de omstandigheid dat ACT over januari 2001 huur heeft betaald, vormt naar de mening van Impex een contra-indicatie voor de opzegging van de huurovereenkomst tegen 1 januari 2001.
4.11. ACT stelt zich op het standpunt dat Impex op de hoogte was van de huuropzegging. Volgens ACT wist Impex dat ACT van plan was om haar bedrijfsactiviteiten te centraliseren in [plaatsnaam] en had zij in verband met dit voornemen haar eigen pand - dat naast het gehuurde ligt - sinds 1998 zichtbaar in de verkoop. ACT stelt dat zij in maart 2000 de huur mondeling heeft opgezegd tegen 1 januari 2001 en vervolgens schriftelijk bij brief van 2 mei 2000. Dat Impex de brief heeft ontvangen, zegt ACT niet te kunnen bewijzen, maar dat Impex van de opzegging op de hoogte was blijkt volgens ACT uit het feit dat de directeur van Impex in oktober 2000 bij een bespreking tussen partijen te kennen heeft gegeven bekend te zijn met de huuropzegging, terwijl in oktober/november 2000 een makelaar in opdracht van Impex borden voor het gehuurde heeft geplaatst met de tekst "te koop/te huur". Voorts zijn partijen voor de maand januari 2001 bij separate overeenkomst, nog een extra maand huur overeengekomen, aldus ACT.
4.12. Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 2 lid 2 van de huurovereenkomst diende deze te worden opgezegd bij aangetekend schrijven of bij deurwaardersexploot met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal zes maanden. Vast staat dat ACT de huurovereenkomst niet conform deze bepaling heeft opgezegd. Dit betekent echter niet zonder meer dat er geen rechtsgeldige huuropzegging heeft plaatsgevonden. Zoals de kantonrechter terecht overweegt, is het (ook in de wet opgenomen) vormvoorschrift om middels deurwaardersexploot of aangetekende brief op te zeggen, geen beschermingsregel: de bepaling strekt er primair toe om misvattingen omtrent het verzenden en ontvangen uit te sluiten.
4.13. Aangezien ACT de huurovereenkomst niet op de overeengekomen wijze heeft opgezegd en er als direct gevolg daarvan onduidelijkheid is ontstaan over de vraag of en, zo ja, wanneer de huurovereenkomst is opgezegd, rust op ACT de last te bewijzen dat zij de huurovereenkomst tijdig heeft opgezegd. Zulks klemt temeer nu Impex de door ACT gestelde opzeggingshandelingen (de mondelinge opzegging in maart 2000 en de schriftelijke opzegging bij brief van 2 mei 2000) gemotiveerd heeft betwist. De enkele omstandigheid dat vanwege Impex bij het gehuurde borden zijn geplaatst met de tekst "te koop/te huur" is onvoldoende om op grond daarvan een rechtsgeldige opzegging te kunnen aannemen. Voor het oordeel dat een rechtsgeldige huuropzegging heeft plaatsgevonden dient ondubbelzinnig komen vast te staan dat ACT tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 30 juni 2000, aan Impex heeft laten weten dat zij de huurovereenkomst per 1 januari 2001 beëindigt.
Het hof merkt in dit verband op, dat de door ACT aangevoerde - hiervoor onder 4.11 kort weergegeven - omstandigheden, indien bewezen, wel tot het bewijs van de opzegging kunnen bijdragen, doch op zichzelf geen voldoende bewijs opleveren. Ook zou aan het bewijs kunnen bijdragen haar stelling, indien bewezen, dat partijen in oktober 2000 zijn overeengekomen dat ACT de maand januari 2001 nog over het gehuurde zou kunnen beschikken, waartoe zij één maand extra huur zou betalen. Het hof zal ACT overeenkomstig haar bewijsaanbod in de gelegenheid stellen tot het leveren van het hierna te formuleren bewijs.
4.14. ACT heeft zich bij memorie van antwoord inhoudelijk verweerd tegen de vermeerderde eis van Impex. Nu laatstgenoemde zich hierover nog niet heeft kunnen uitlaten, zal zij hiertoe alsnog de gelegenheid krijgen na de getuigenverhoren.
4.15. In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
laat ACT toe te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zij Impex tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 30 juni 2000, heeft medegedeeld dat zij de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte staande en gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam], per 1 januari 2001 beëindigt;
bepaalt, voor het geval ACT bewijs door getuigen wil leveren, dat de getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.M.P. Drijkoningen als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum en uur;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 november 2003
voor opgave van de getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op alle dagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van ACT bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van ACT tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Drijkoningen en Den Hartog Jager en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 november 2003.