ECLI:NL:GHSHE:2003:AS9534

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0200718-BR
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rothuizen-van Dijk
  • A. Sterk
  • J. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil omtrent erfdienstbaarheid en hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank te Breda

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 mei 2003, betreft het een geschil over erfdienstbaarheid. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. A.M. Rottier, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Breda van 23 april 2002. In eerste aanleg zijn de vorderingen van de appellant afgewezen. De appellant vordert een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid die rust op zijn perceel, kadastraal bekend als sectie G nummer 764, ten behoeve van het perceel van de geïntimeerden, is geëindigd. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door procureur mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, hebben de grieven van de appellant bestreden en verzocht om veroordeling van de appellant in de kosten van het hoger beroep. Het hof heeft in het tussenvonnis van 10 april 2001 de feiten vastgesteld, welke niet zijn bestreden. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om inlichtingen te verkrijgen en een minnelijke schikking te beproeven. De zaak is aangehouden voor het inbrengen van ontbrekende stukken en het opgeven van verhinderdata voor de comparitie. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en de zaak verwezen naar de rolzitting van 27 mei 2003 voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

typ. SK
rolnr. C0200718/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 13 mei 2003,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
appellant bij exploot van dagvaarding van
19 juli 2002,
procureur: mr. A.M. Rottier,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
3. [GEÏNTIMEERDE SUB 3],
4. [GEÏNTIMEERDE SUB 4],
allen wonende te [plaats],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van het door de rechtbank te Breda gewezen vonnis van 23 april 2002 tussen appellant, hierna te noemen [appellant], als eiser en geïntimeerden als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 85821/HA ZA 00-1210)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede naar het in deze zaak door de rechtbank te Breda gewezen tussenvonnis van 10 april 2001.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] aangegeven het hoger beroep voorzover gericht tegen geïntimeerden sub 3 en sub 4 niet langer te handhaven. Met betrekking tot het hoger beroep aangaande geïntimeerden sub 1 en sub 2, hierna te noemen [geïntimeerden], heeft [appellant] vijf grieven voorgedragen en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voorzover gewezen ten aanzien van [geïntimeerden] en, kort gezegd, tot toewijzing alsnog van de vorderingen van [appellant].
2.2. Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden sub 3 en sub 4 verzocht om veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
2.3. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] de grieven bestreden.
2.4. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In het tussenvonnis van 10 april 2001 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld. Van dat tussenvonnis is niet in hoger beroep gekomen. Nu deze feiten niet zijn bestreden zal ook het hof hiervan uitgaan.
4.2. [appellant] vordert een verklaring voor recht inhoudende dat de erfdienstbaarheid die rustte op het perceel kadastraal bekend als sectie G nummer 764 te gemeente [plaats], in eigendom toebehorend aan [appellant], ten behoeve van het perceel dat kadastraal bekend heeft gestaan als 451, thans als 695 en 936, gemeente [plaats], in eigendom toebehorend aan geïntimeerden, is geëindigd, althans de erfdienstbaarheid met onmiddellijke ingang te beëindigen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van de procedure.
4.3. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] bij vonnis van 23 april 2002 afgewezen. [appellant] heeft tegen de vonnissen waarvan beroep vijf grieven geformuleerd. [appellant] heeft voorts bij memorie van grieven aangegeven het hoger beroep ten aanzien van geïntimeerden sub 3 en sub 4 in te trekken.
4.4. Het hof ziet in de stellingen van partijen aanlei-ding om een comparitie van partijen te gelasten teneinde inlichtingen te verkrijgen en een minnelijke schikking te beproeven.
4.5. Aan het dossier ontbreken thans nog de volgende stukken:
a. de bij conclusie van eis genoemde producties 1 tot en met 4;
b. de conclusie van antwoord van de zijde geïntimeerden sub 3 en 4;
c. de conclusie na tussenvonnis van de zijde geïntimeerden sub 3 en 4.
Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen deze stukken bij akte tegelijk met de opgave van de verhinderdata voor de comparitie in het geding te brengen.
4.6. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat partijen zullen verschijnen voor mr. Rothuizen-van Dijk als raadsheer-commissaris, die daar- toe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 4.4. vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 27 mei 2003 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun raadslieden op donderdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest alsmede voor het door [appellant] bij akte in het geding brengen van de aan het dossier ontbrekende stukken van de eerste aanleg als bedoeld in 4.5.;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-van Dijk, Sterk en Keizer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 mei 2003.