ECLI:NL:GHSHE:2004:AO3282
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Mr. Huurman-van Asten
- Mrs. Brandenburg
- Mrs. Rijken
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak na verstrijken termijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2004 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de veroordeelde. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 november 2003. Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering dient een hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak te worden ingesteld. In dit geval was de einduitspraak van de rechtbank op 7 november 2002, en het hoger beroep werd pas op 5 maart 2003 ingesteld, wat buiten de gestelde termijn viel. Hierdoor kon de veroordeelde niet in het hoger beroep worden ontvangen.
De behandeling van de zaak vond plaats ter terechtzitting in tegenspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de voorzitter van de rechtbank op 27 september 2002 had medegedeeld dat de uitspraak op 7 november 2002 zou plaatsvinden. De verdachte was op die zitting aanwezig via een vertegenwoordiger. Het hof heeft ook gekeken naar de aantekeningen van de griffier en het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg. Ondanks de argumenten van de veroordeelde dat er geen duidelijke communicatie was over de uitspraak, oordeelde het hof dat de veroordeelde tijdig op de hoogte had moeten zijn van de uitspraak en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de veroordeelde niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het hoger beroep niet binnen de wettelijke termijn was ingesteld. Dit arrest is gewezen door de voorzitter en twee raadsheren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.