parketnummer: 20.001921.03
datum uitspraak: 4 februari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 3 juni 2003 in de strafzaak onder parketnummer 03/008032-03 tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [...] 1968,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Overmaze" te Maastricht.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
- de bewijsvoering;
- de opgelegde straf en de strafmotivering.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Om wille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen. De bewezenverklaring door de eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor zover hem de invoer van meer dan 6 kilogram cocaïne wordt verweten.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het niet uitgesloten is te achten dat er sprake is van misleiding van verdachte door [medeverdachte], die verdachte heeft benaderd dat hijzelf ook een transport van cocaïne had en dat van een daadwerkelijk transport van meer dan de 6 kilogram die verdachte aan [betrokkene] had toegezegd geen sprake is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op initiatief van de verdachte wordt de 6 kilogram cocaïne gevoegd bij de grotere partij cocaïne die Angelo naar Nederland zou laten vervoeren. Daarmee heeft de verdachte zich willens en wetens gemengd in het transport en de invoer van de gehele partij van in totaal 25 kilogram en daarmee mede bewerkstelligd de invoer van deze cocaïne in Nederland.
Uit niets blijkt dat het transport van 25 kilogram cocaïne, als door verdachte aan [betrokkene] aangekondigd in zijn e-mail, niet heeft plaatsgevonden.
Verdachte kan derhalve als mededader van de invoer van 25 kilogram cocaïne worden aangemerkt.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte als politieambtenaar werkzaam was op Curaçao en door zijn handelen het vertrouwen dat in de politie mag en moet kunnen worden gesteld ernstig heeft beschaamd;
- de omstandigheid dat verdachte zich louter heeft laten leiden door het financieel gewin;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De omstandigheid dat de verdachte enige tijd zonder deugdelijke titel in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, noch de omstandigheid dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep na de schorsing op 15 december 2003 niet binnen 3 maanden doch enkele dagen later is hervat, geven het hof aanleiding tot vermindering van de straf om die reden. Voor wat betreft de eerste omstandigheid neemt het hof daarbij in aanmerking dat het ontbreken van een deugdelijke titel niet in de weg staat aan de aftrek van het ondergane voorarrest bij de tenuitvoerlegging van de op te leggen straf, zodat de verdachte door die omstandigheid niet is benadeeld.
Bij de straftoemeting heeft het hof er wel rekening mee gehouden dat de verdachte de hem opgelegde gevangenisstraf ver verwijderd van zijn familie dient te ondergaan.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van
zes jaar.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Van Schaik-Veltman, als voorzitter
Mrs. Lo-Sin-Sjoe en Quaadvliet-van den Bongard, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Traa, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2004.
Mr. Quaadvliet-van den Bongard is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [...] 1968,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Overmaze" te Maastricht.
Is bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 3 juni 2003 ter zake van:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod",
veroordeeld tot:
7 jr. gev. straf OV. - MAV.