ECLI:NL:GHSHE:2004:AO6597

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.000080.04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Huurman-van Asten
  • Mrs. De Vries-Leemans
  • Mr. Reijntjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de economische kamer in strafzaken met economische delicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de Rechtbank te Roermond. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, zoals vastgelegd in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De economische kamer van de rechtbank had zich bevoegd verklaard om de zaak te behandelen, op basis van artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, en had de verdachte op 30 juli 2003 vrijgesproken. De officier van justitie ging echter in hoger beroep tegen deze vrijspraak.

Het hof heeft het beroep in behandeling genomen en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat de economische kamer van de rechtbank zich ten onrechte bevoegd had verklaard. Het hof benadrukte dat de bevoegdheid om kennis te nemen van een ten laste gelegd feit uitsluitend moet worden beoordeeld aan de hand van het gehele feit, en niet slechts op basis van een onderdeel daarvan. De gedraging die onder artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht valt, is een commuun delict en kan niet worden gekwalificeerd als een economisch delict, ook al was het oogmerk van de organisatie gericht op het begaan van economische delicten.

Daarom heeft het hof de economische kamer van de Rechtbank te Roermond onbevoegd verklaard om van de tenlastelegging kennis te nemen. Dit arrest is gewezen door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2004.

Uitspraak

parketnummer: 20.000080.04
datum uitspraak: 23 maart 2004
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
economische kamer
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer in de Rechtbank te Roermond van 30 juli 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/610166-02 tegen:
[verdachte],
gevestigd te [adres],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De bevoegdheid van de eerste rechter
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij zich zou hebben schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (deelneming aan een criminele organisatie).
De economische kamer van de Rechtbank te Roermond heeft blijkens het proces-verbaal van 13 mei 2003 overwogen dat een wezenlijk bestanddeel van de aan de verdachte verweten deelneming aan een criminele organisatie is gebaseerd op artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dat opzettelijke overtreding van dat voorschrift ingevolge de Wet op de economische delicten een economisch misdrijf is en dat zij daarom bevoegd is om van het ten laste gelegde kennis te nemen. In het vonnis van 30 juli 2003 heeft de rechtbank zich mitsdien bevoegd verklaard.
Het hof is van oordeel dat de economische kamer van de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 38 van de Wet op de economische delicten worden economische delicten behandeld en beslist door de economische kamer van de rechtbank. Krachtens artikel 39 van de Wet op de economische delicten behandelt en beslist de economische kamer van de rechtbank ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten, die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten. In artikel 1 en 1a van de Wet op de economische delicten wordt een limitatieve opsomming gegeven van feiten die als economische delicten zijn aan merken.
Het hof is van oordeel dat de vraag wie bevoegd is tot kennisneming van een ten laste gelegd feit, uitsluitend dient te worden beantwoord aan de hand van dat gehele feit, en niet slechts aan de hand van een onderdeel daarvan. De in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging levert een commuun delict op; dit wordt niet anders, wanneer het oogmerk van de betreffende organisatie volgens de tenlastelegging mede was gericht op het begaan van economische delicten. Het geval, bedoeld in artikel 39 van de Wet op de economische delicten, doet zich niet voor.
De economische kamer van de Rechtbank te Roermond had zich daarom onbevoegd dienen te verklaren om van het ten laste gelegde kennis te nemen.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
Verklaart de economische kamer van de Rechtbank te Roermond onbevoegd tot kennisneming van hetgeen aan de verdachte bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 04/610166-02 ten laste is gelegd.
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter
Mrs. De Vries-Leemans en Reijntjes, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Bouwer, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 01
tijd : 09.30
verdachte:
[verdachte],
gevestigd te [adres],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de economische kamer in de rechtbank te Roermond van 30 juli 2003 ter zake van:
"Overtreding van artikel 140 Wetboek van Strafrecht",
veroordeeld tot:
vrijspraak