GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2003 in de strafzaak onder parketnummer 03/005333-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1953,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Overmaze" te Maastricht.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
- de bewijsvoering;
- de opgelegde straf en de strafmotivering.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Om wille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen. De bewezenverklaring door de eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van de verdachte
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw een beroep gedaan op putatief noodweerexces. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld in een hevige gemoedsbeweging die bij hem werd opgeroepen op het moment dat hij door [slachtoffer] werd aangeraakt. Verdachte voelde zich daardoor bedreigd en heeft zijn revolver gebruikt om het in zijn ogen dreigende gevaar af te wenden.
Het hof verwerpt dit verweer. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen en overweegt hieromtrent voorts als volgt. Het leggen van een hand op een schouder kan naar het oordeel van het hof in redelijkheid niet als bedreigend worden ervaren. Het betreft hier geen handelen dat een aantasting van verdachtes lijf of goed inhield of een dreigend gevaar daarvoor vormde terwijl verdachte dit handelen in redelijkheid ook niet als zodanig heeft kunnen ervaren, met andere woorden daarover verschoonbaar heeft kunnen dwalen. Voor zover de psychische labiliteit van verdachte en zijn gebruik van alcohol en cocaïne hem hebben gebracht in een toestand dat verdachte niemand vertrouwde, heeft verdachte zulks geheel aan zichzelf te wijten.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft het hof ten voordele van verdachte rekening gehouden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de vóór het ten laste gelegde feit plaatsgevonden overval op zijn echtgenote en dochter. Met die omstandigheid heeft het hof evenwel slechts in geringe mate rekening gehouden nu het anderzijds verdachte zwaar kan worden aangerekend dat hij zich in de situatie van spanning en stress niettemin met een schietklaar vuurwapen (en na gebruik van alchol en cocaïne) naar het café heeft begeven.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 45, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen: 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Van Schaik-Veltman, als voorzitter
Mrs. Lo-Sin-Sjoe en Pijls, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mw. Visser, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2004.
Mr. Pijls is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 02
tijd : 10.30
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1953,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Overmaze" te Maastricht
Is bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2003 ter zake van:
sub 1:
"Poging tot doodslag",
sub 2:
"Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III",
en
"Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie",
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.