GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2003 in de strafzaak onder parketnummer 01/055057-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1948,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof oordeelt op de grondslag van de tenlastelegging zoals deze luidt na wijziging in hoger beroep.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1.
primair
op of omstreeks 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen, meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
op of omstreeks 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een vuurwapen, meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
op of omstreeks 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (chemische verbranding op (grote delen van) de rug [vanaf haargrens tot onder schouderbladen]), heeft toegebracht, door deze opzettelijk te overgieten met benzine, althans een chemische vloeistof;
subsidiair
op of omstreeks 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft overgoten met benzine, althans een chemische vloeistof, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
3.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte:
- [slachtoffer] meermalen (telefonisch) bedreigd, althans gebeld en/of
- vriendinnen van die [slachtoffer], althans een of meerdere personen, verteld dat zij, [slachtoffer], met het HIV-virus besmet zou zijn en/of
- de dochter ([naam]) van die [slachtoffer] gebeld met de mededeling dat haar vader (van die [naam]) kanker had en/of
- veelvuldig die [slachtoffer] opgewacht en/of gevolgd en/of
- veelvuldig die [slachtoffer] bespied en/of
- een bos rozen met een rouwkaart (uit de woning van die [slachtoffer]) afgeleverd en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met een voertuig in het verkeer klem gereden en/of
- het slot van de garagedeur van die woning heeft kapot gemaakt en/of purschuim heeft ingespoten tegen de woning en/of in de muurdoorvoer van de rookgasafvoer, althans voornoemd slot kapot heeft laten maken en/of purschuim tegen voornoemde woning heeft laten spuiten.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de in hoger beroep toegelaten wijzigingen begrepen.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
op 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 15 maart 2003 te Schaijk, gemeente Landerd, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft overgoten met benzine waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2002 tot en met 15 maart 2003 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte:
- [slachtoffer] meermalen (telefonisch) bedreigd, althans gebeld en/of
- meerdere personen verteld dat zij, [slachtoffer], met het HIV-virus besmet zou zijn en/of
- veelvuldig die [slachtoffer] opgewacht en/of gevolgd en/of
- veelvuldig die [slachtoffer] bespied en/of
- een bos rozen met een rouwkaart (uit de woning van die [slachtoffer]) afgeleverd en/of
- die [slachtoffer] met een voertuig in het verkeer klem gereden.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 45 van voornoemd wetboek.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Het onder 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de langere periode waarin verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer;
- de destructieve wijze waarop verdachte maandenlang ten gevolge van zijn gekwetstheid zijn wil heeft willen opleggen aan het slachtoffer, hetgeen op 15 maart 2003 is geculmineerd in het schieten zoals bewezen verklaard onder feit 1, gevolgd door het overgieten van het slachtoffer met benzine, zoals bewezen verklaard onder feit 2;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed en gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer en haar directe omgeving.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin bovenstaande onvoldoende tot uitdrukking komt.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het voordeel van de verdachte er rekening mee gehouden dat:
- de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld;
- de verdachte, gelet op het omtrent verdachtes geestvermogens uitgebrachte rapport van drs. A.F.J.M.Z. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog d.d. 10 juni 2003, verminderd toerekeningsvatbaar is. Dit rapport houdt -zakelijk weergegeven- in: betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van enige cognitieve achteruitgang die gepaard gaat met een aantasting van zijn vermogens tot impulsbeheersing en die in diagnostische zin omschreven moet worden als een cognitieve stoornis NAO. Voorts is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis met overwegend narcistische trekken. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren van invloed op betrokkenes gedrag ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard zou kunnen worden. Vanuit betrokkenes pathologische persoonlijkheidsontwikkeling ervoer hij de afwijzing door het slachtoffer als intens krenkend. In de periode daarna voelde hij zich telkens opnieuw vernederd. Op een bepaald moment ervoer betrokkene dat als onverdraaglijk en nam hij zich voor de krenking te vergelden. De aantasting van betrokkenes vermogen tot beheersing zal hierbij een versterkende invloed hebben gehad. Geadviseerd wordt om betrokkene te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Het hof heeft deze conclusie overgenomen en tot de zijne gemaakt.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan/voorbereid.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 4 tot en met 8 en 10 tot en met 12 op de lijst van inbeslaggenomen goederen, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven adresboek, vermeld onder nummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen goederen, zal de teruggave aan het slachtoffer [slachtoffer] worden gelast, tenzij het betreft een adresboek van verdachte zelf, in dat laatste geval wordt de teruggave gelast aan verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat, [slachtoffer], wonende te [adres], als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden tot een bedrag van 17.403,71 euro.
Het hof stelt de materiële schade op 1.403,71 euro.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, welke het hof naar billijkheid begroot op 16.000,- euro.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van 17.403.71 euro te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van 17.403,71 euro.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is ten aanzien van het materiële gedeelte niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het toegewezen bedrag aan materiële schade, zijnde 1.403,71 euro. Dit gedeelte van de vordering is voor toewijzing vatbaar.
Aan de benadeelde partij is voorts door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De verdachte heeft de hoogte van dit gedeelte van de vordering betwist. Naar maatstaven van billijkheid -gelet op de opeenvolging van strafbare feiten, de langere duur en de ernstige gevolgen van de bewezen verklaarde feiten- moet deze schade worden begroot op 16.000,- euro.
De totale schade wordt bijgevolg begroot op 17.403,71 euro. Tot dit bedrag dient de vordering te worden toegewezen.
De proceskosten worden tot na te melden bedrag ten laste van de verdachte gebracht.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 285b, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1: "Poging tot moord",
2: "Mishandeling",
3: "Belaging".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren.
Verklaart verbeurd de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- jerrycan, kleur blauw, ARAL
- koevoet, kleur bruin, STANLEY
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 4 tot en met 8 en 10 tot en met 12 op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Gelast de teruggave aan het slachtoffer [slachtoffer] van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven adresboek, vermeld onder nummer 1 op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, tenzij het betreft een adresboek van verdachte zelf, in dat laatste geval wordt de teruggave gelast aan verdachte.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen een bedrag van 17.403,71 euro (zegge: zeventienduizend vierhonderddrie euro en éénenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 222 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende te [adres], een bedrag van 17.403,71 euro (zegge: zeventienduizend vierhonderddrie euro en éénenzeventig eurocent).
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Bark - van Gink en Nieuwenhuijsen, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Lemmers, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juni 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 01
tijd : 09.30
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1948,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave
Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2003 ter zake van:
t.a.v. sub 1 subs.:"Poging tot doodslag", t.a.v. sub 2 subs.:"Mishandeling", t.a.v. sub 3:"Belaging";
veroordeeld tot:
t.a.v. sub 1 subs., 2 subs. en 3: 6 jr. gev. strf. OV., MAV., verpl. aan de Staat tbv. het slachtoffer [slachtoffer] ? 17.403,71 subs. 222 dgn. hecht., gedeelt. toew. ben. part. [slachtoffer] ? 17.403,71