ECLI:NL:GHSHE:2004:AP3703

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003252.03 O.W.V.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Claassens
  • A. Rothuizen-van Dijk
  • W. Wabeke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen en bezitten van hennep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Roermond, waarbij de veroordeelde op 23 mei 2003 is veroordeeld voor het opzettelijk telen van 230 hennepplanten en het opzettelijk aanwezig hebben van 85 gram hennep op 20 februari 2003 in de gemeente Heythuysen. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de veroordeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het telen van hennep en heeft dit voordeel geschat op een bedrag van € 4.481,88. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengst van de hennepplanten, de kosten van de teelt en de elektriciteitskosten. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de veroordeelde verplicht tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 20.003252.03 O.W.V.
datum uitspraak: 7 juni 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
A R R E S T
op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak ex art. 36e van het Wetboek van Strafrecht van de politierechter in de rechtbank Roermond van 20 juni 2003 onder parketnummer 04/016478-03, tegen:
[naam],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres],
hierna te noemen: veroordeelde.
Het hoger beroep
De veroordeelde heeft tijdig tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de veroordeelde naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
De veroordeelde is bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond d.d. 23 mei 2003, parketnummer 04/016478-03 - voorzover thans van belang - veroordeeld ter zake dat hij:
1. op 20 februari 2003 in de gemeente Heythuysen opzettelijk heeft geteeld tweehonderddertig (230) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. op 20 februari 2003 in de gemeente Heythuysen opzettelijk aanwezig heeft gehad vijfentachtig (85) gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zoja in hoeverre, de veroordeelde wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde of soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
DE DOOR HET HOF GEBRUIKTE BEWIJSMIDDELEN:
PRO MEMORIE
De redengeving van de op te leggen maatregel
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van een soortgelijk feit als de bewezenverklaarde feiten (namelijk het telen van hennep in een periode voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten) een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad en dat dit voordeel moet worden geschat op netto Eur. 4.481,88.
Het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door het hof als volgt berekend:
a. De veroordeelde heeft verklaard dat hij één maal een oogst heeft gehad en verkocht. Deze oogst had dezelfde omvang als die van de door de politie aangetroffen teelt, dit is 230 planten.
b. Het hof gaat in de regel uit van een gemiddelde opbrengst per hennepplant van 22 gram hennep, zulks in navolging van het rapport van het gerechtelijk laboratorium van 16 maart 1995, welk rapport kan worden aangemerkt als te zijn van algemene bekendheid.
De veroordeelde heeft echter verklaard dat deze oogst was mislukt, waardoor geen sprake was van een normale opbrengst. Het hof zal de veroordeelde hierin volgen. In welke mate de oogst minder dan normaal was, staat echter niet vast. Bij gebreke van betrouwbare gegevens hierover, en in aanmerking genomen dat de kwekerij professioneel was ingericht en dat er werd geteeld op steenwol in plaats van op aarde, neemt het hof aan dat de opbrengst lag op het gemiddelde van de uit het rapport van het gerechtelijk laboratorium blijkende minimale opbrengst (5 gram per plant) en de gemiddelde opbrengst (22 gram per plant), derhalve 13,5 gram per plant.
c. De veroordeelde heeft verklaard dat de op 20 februari 2003 bij hem aangetroffen 85 gram hennep het restant is van de eerste oogst, de rest zou zijn verkocht. Het hof zal deze hoeveelheid in mindering brengen op de verkochte opbrengst.
d. De verkoopprijs van een gram hennep stelt het hof op ? 2,25.
e. In mindering komen de kosten van aanschaf van de stekjes en voedingskosten. Het hof stelt deze voor een oogst op ? 3,- per plant. Voor 230 planten komt dit neer op ? 690,-.
f. In mindering komen de elektriciteitskosten. De politierechter kon hiermee nog geen rekening houden, omdat de veroordeelde toen nog geen elektriciteit had betaald, maar nadien heeft, zoals in hoger beroep is gebleken, de veroordeelde hierover een regeling getroffen met Essent. Blijkens de berekening van Essent (blz. 22 van het dossier) bedroeg het stroomverbruik over de eerste oogst ? 1.320,60.
g. In mindering komen de investeringskosten ter zake van de inrichting van de kwekerij. Het hof gaat hierbij uit van een afschrijving over drie jaren met de mogelijkheid van vier oogsten per jaar, zodat op één oogst kan worden afgeschreven 1/12e deel van de investeringskosten. Het hof neemt op grond van de verklaring van de veroordeelde aan dat hij 8.000,- gulden heeft geïnvesteerd. Op de onderhavige oogst kan dan worden afgeschreven 1/12 x 8.000,- gulden = ? 302,52
Opbrengst: ((a x b) - c) x d = ? 6.795,00
Af: e + f + g = ? 2.313,12
Nettoresultaat: ? 4.481,88
Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op
? 4.481,88.
Gelet op de omvang van dit bedrag en de verdiencapaciteit van de veroordeelde zijn er geen termen de betalingsverplichting te matigen.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op Eur. 4.481,88.
Legt aan [naam], veroordeelde voornoemd, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van Eur. 4.481,88 (zegge: vierduizendvierhonderdeenentachtig euro en achtentachtig eurocent).
Aldus beslist door mr. Claassens, als voorzitter, mrs. Rothuizen-van Dijk en Wabeke, als raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Looijmans, als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2004.
Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter
Mrs. Rothuizen-van Dijk en Wabeke, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2004.