ECLI:NL:GHSHE:2004:AP4367

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11418/Verl.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van Nierop
  • A. Lo-Sin-Sjoe
  • J. de Bruijne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voorlopige hechtenis en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2004 uitspraak gedaan over de voorlopige hechtenis van de verdachte. De rechtbank had op 18 mei 2004 een eindvonnis uitgesproken waarin het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Dit gebeurde op het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk was aan de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank stelde dat beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis uitvoerbaar bij voorraad zijn. Het openbaar ministerie heeft tegen deze eindbeslissing hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat er vanaf de einddatum van de voorlopige hechtenis geen voorlopige hechtenis meer bestond. Hierdoor was verlenging van de voorlopige hechtenis niet mogelijk.

Het hof verklaarde de advocaat-generaal niet ontvankelijk in zijn vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal had aangevoerd dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog van kracht was tot en met 17 juli 2004, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren aangevoerd die deze stelling konden onderbouwen. De advocaat-generaal had geen schriftelijke verklaring van de rechtbank overgelegd die deze bewering kon staven. Het hof baseerde zijn beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikel 66, tweede lid, en concludeerde dat de vordering van de advocaat-generaal niet ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH
=======================================
| BEVEL VERLENGING GEVANGENHOUDING
=======================================
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch
gezien de vordering van de advocaat-generaal van 27 mei 2004 strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van
Parketnummer : 20.002123.04
Parketnummer 1e aanleg: [verdachte] 03/005749/03
Raadkamernummer : 11418/Verl.
volgnummer: 01
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1968,
[adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard,
overwegende, dat volgens de advocaat-generaal dit bevel op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van kracht is tot en met 17 juli 2004.
gehoord de advocaat-generaal;
gehoord de raadsman van verdachte;
gezien de schriftelijke verklaring van verdachte dat hij niet op de vordering wenst te worden gehoord;
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie overweegt het Hof het navolgende.
De rechtbank heeft op 18 mei 2004 bij eindvonnis met betrekking tot de voorlopige hechtenis als nevenbeslissing het navolgende bepaald: "heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis - waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld - gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf."
Beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis zijn uitvoerbaar bij voorraad. Tegen de eindbeslissing is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Er dient van uitgegaan te worden dat vanaf de door de rechtbank bedoelde einddatum van de voorlopige hechtenis geen voorlopige hechtenis meer bestaat.
Nu verlenging van een niet (meer) bestaande voorlopige hechtenis niet mogelijk is, dient de advocaat-generaal niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering;
Weliswaar heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat er sprake is van een evidente misslag cq. kennelijke verschrijving, doch door de advocaat-generaal zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die deze stelling aannemelijk maken, terwijl zich bij de stukken evenmin een schriftelijke verklaring zijdens de rechtbank bevindt waaruit dit zou kunnen blijken;
gelet op het bepaalde in de artikelen 66 - tweede lid, 67, 67a en 75 van het Wetboek van Strafvordering;
BESCHIKKENDE:
Verklaart de advocaat-generaal niet-ontvankelijk in zijn vordering;
Aldus gedaan op 3 juni 2004
door mr. Van Nierop, als voorzitter,
mrs. Lo-Sin-Sjoe en De Bruijne, als raadsheren,
in tegenwoordigheid van Mr. Brouns, als griffier
__________________________
__________________________
__________________________
__________________________
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 3 juni 2004
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De Directeur van Pen. Inr. "De Geerhorst" te Sittard.