ECLI:NL:GHSHE:2004:AP4367
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M. van Nierop
- A. Lo-Sin-Sjoe
- J. de Bruijne
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorlopige hechtenis en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2004 uitspraak gedaan over de voorlopige hechtenis van de verdachte. De rechtbank had op 18 mei 2004 een eindvonnis uitgesproken waarin het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Dit gebeurde op het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk was aan de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank stelde dat beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis uitvoerbaar bij voorraad zijn. Het openbaar ministerie heeft tegen deze eindbeslissing hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat er vanaf de einddatum van de voorlopige hechtenis geen voorlopige hechtenis meer bestond. Hierdoor was verlenging van de voorlopige hechtenis niet mogelijk.
Het hof verklaarde de advocaat-generaal niet ontvankelijk in zijn vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal had aangevoerd dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog van kracht was tot en met 17 juli 2004, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren aangevoerd die deze stelling konden onderbouwen. De advocaat-generaal had geen schriftelijke verklaring van de rechtbank overgelegd die deze bewering kon staven. Het hof baseerde zijn beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikel 66, tweede lid, en concludeerde dat de vordering van de advocaat-generaal niet ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.