ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ5628
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Kranenburg
- Meulenbroek
- Venhuizen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen tussenvonnis in vrijwaringsincidenten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap MABRA ASSURANTIËN BV, h.o.d.n. Fondas Financiële Dienstverleners, tegen een tussenvonnis van de rechtbank te Breda. Het hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis van 17 september 2003, waarin twee vrijwaringsincidenten aan de orde waren. De rechtbank had de incidentele vordering van de tweede geïntimeerde, Hacas Transport, toegewezen en die van Fondas afgewezen. Fondas heeft in haar memorie van grieven twee grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van de memorie van grieven is omschreven. Hacas heeft geconcludeerd tot referte, terwijl de tweede geïntimeerde de grieven bestreed en primair tot niet-ontvankelijkheid van Fondas concludeerde.
Het hof overweegt dat het beroepen vonnis een tussenvonnis betreft, waarin geen beslissing in de hoofdzaak is genomen. Volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient hoger beroep van tussenvonnissen tegelijk met dat van het eindvonnis ingesteld te worden, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In dit geval heeft de rechter dat niet gedaan, waardoor tussentijds hoger beroep van het vonnis van 17 september 2003 niet mogelijk is. Fondas stelt dat er sprake is van een bindende eindbeslissing van de rechtbank op de incidentele vordering, maar het hof oordeelt dat dit niet het geval is. Het hof verklaart Fondas niet-ontvankelijk in haar beroep en veroordeelt haar in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van de geïntimeerden.
De beslissing van het hof is als volgt: Fondas wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, en zij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van zowel Hacas als de tweede geïntimeerde. De kosten worden begroot op specifieke bedragen voor verschotten en salaris van de procureurs. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 juni 2004.